Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3010

Zaaknummer

6071

Inhoudsindicatie

Geen hoger beroep mogelijk voor klager tegen beslissing van de raad op klachtonderdelen die gegrond zijn verklaard. Niet-ontvankelijk.

Uitspraak

                                       

Beslissing van 13 februari 2012

in de zaak 6071

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 28 maart 2011, onder nummer B188-2009, aan partijen toegezonden op 29 maart 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder, onderdeel 1 gegrond is verklaard en onderdeel 2 ongegrond.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memories waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, zijn op 12 en 28 april 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief van gemachtigde van klager aan het hof van 23 november 2011;

-    de brief van de heer X. aan het hof van 23 november 2011.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 december 2011, waar namens klager de heer Y. en verweerder zijn verschenen. De heer Y. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht bestaat, zakelijk weergegeven, uit de navolgende onderdelen:

a.    verweerder heeft, door in totaal 5 keer desgevraagd niet te laten weten welke informatie hij nog wilde hebben en vervolgens lijfsdwang te executeren zonder dit aan te kondigen, gehandeld in strijd met gedragsregels 1, 17 respectievelijk 19. Na 22 december 2008 heeft hij nog 2 keer geweigerd die informatie te geven;

b.    verweerder heeft door te laten weten van 19 december 2008 tot 4 januari 2009 op vakantie te zijn terwijl hij wel aan de zaak werkte (hij was immers op 22 december 2008 telefonisch bereikbaar voor de president in kort geding), gedragsregel 30 geschonden.

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat klagers, die de klacht hebben ingediend die tot de beslissing van de raad heeft geleid, van die beslissing hoger beroep kunnen instellen indien hun klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. 

4.2    Klagers beroep richt zich uitsluitend tegen overweging 4 van de beslissing van de raad. Deze overweging van de raad ziet op de beoordeling van klachtonderdeel a dat door de raad geheel gegrond is verklaard. Dit heeft tot gevolg dat het hof klager, die geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel b, niet-ontvankelijk dient te verklaren in zijn hoger beroep.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 28 maart 2011, gegeven onder nummer B188-2009.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter,  mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, H.M.A. de Groot en H.D. Cotterell, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2012.