Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2450
Zaaknummer
R. 3681/11.83
Inhoudsindicatie
Klacht dat de advocaat is overgegaan tot incasso van een declaratie, daar klager betwist opdracht te hebben verleend. De vraag of opdracht is verstrekt is civielrechtelijk getoetst, waarbij het bestaan van de opdracht is aangenomen. Het bestaan blijkt voorts uit dossierstukken zoals de toevoegingsaanvraag en correspondentie. Bovendien heeft klager na vrijspraak in hoger beroep een vergoeding voor advocaatkosten gevraagd en gekregen. Geen tuchtrechtelijk verwijt dat de vordering wordt geïncasseerd. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brieven van 19 en 25 februari 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 13 april 2011.
1.2 Bij beslissing van 11 mei 2011 heeft de voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 11 mei 2011.
1.3 Bij brief van 18 mei 2011, welke de Raad per fax op 25 mei 2011 heeft ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen voormelde beslissing.
1.4 Bij brief van 31 oktober 2011 heeft klager stukken aan de Raad gezonden.
1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 december 2011. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder heeft schriftelijk bericht van afwezigheid gestuurd.
2. FEITEN
2.1 Tegen de vaststelling van de feiten in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
3.1 Klager betwist dat hij (het kantoor van) verweerder opdracht heeft gegeven hem bij te staan in een strafzaak. Klager verwijt verweerder om die reden dat hij tot incasso van de pretense vordering op klager ter zake voor klager verrichte werkzaamheden is overgegaan.
3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaren gehandhaafd. Klager blijft van mening dat hij geen opdracht heeft gegeven en dat het hem berekende bedrag nergens op gebaseerd is.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter.
De toelichting die klager ter zitting heeft gegeven, biedt de Raad meer duidelijkheid over de achtergronden van de klacht, maar kan niet afdoen aan het oordeel dat het bestaan van de verleende opdracht is komen vast te staan.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de voorzitter en maakt dat tot het zijne.
Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
5. BESLISSING
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. J.A. van Keulen, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2012.
griffier voorzitter