Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-04-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2715
Zaaknummer
12-16
Inhoudsindicatie
Klacht over bijstand in strafzaak, in het bijzonder te weinig gedaan om schorsing voorlopige hechtenis te bewerkstelligen en ten onrechte niet aangestuurd op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie op grond van in het vooronderzoek gemaakte fouten; nagelaten te adviseren omtrent een klacht die hij wilde indienen tegen verhoormethoden rechercheur. Tekortschieten niet aannemelijk geworden. Ongegrond.
Uitspraak
12-16
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 26 januari 2012 heeft mr X, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Y, ter kennis van de raad gebracht de klacht van klager tegen verweerder.
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 maart 2012, waar alleen verweerder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, en mrs. G.R.M. van den Assum, P.R.M. Noppen, E.A.T.M. Steverink en A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. Klager heeft zich bij brief d.d. 7 juli 2009 beklaagd over verweerder die hem in 2007 heeft bijgestaan in een strafzaak.
De klacht is namens de deken onderzocht door waarnemend deken mr. Z.
Verweerder heeft bij brief – per abuis gedateerd op 30 januari 2009 – d.d. 31 augustus 2009 op de klacht gereageerd, onder overlegging van een aantal processen-verbaal en het vonnis van de rechtbank in klagers strafzaak, zijn urenspecificatie en de door klager op de strafzitting voorgedragen eigen verklaring.
Door de slechte toestand van zijn ogen heeft het lang geduurd voordat klager op het verweer van verweerder kon reageren. Hij heeft dat gedaan bij brief d.d. 9 mei 2010, onder overlegging van meerdere brieven van hem aan verweerder uit de periode van klagers voorlopige hechtenis.
Waarom het toen tot 30 juni 2011 heeft geduurd voordat de waarnemend deken zijn visie op de zaak heeft gegeven is niet duidelijk geworden.
3. Klager is destijds door de rechtbank bij vonnis van 1 oktober 2007 veroordeeld ter zake van het in bezit hebben van kinderporno. Hij heeft daartegen hoger beroep ingesteld. In dat hoger beroep is hij bijgestaan door een andere advocaat. De afloop van dat hoger beroep is de raad niet bekend.
4. Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder op meerdere momenten tekort is geschoten in de door deze verleende bijstand in klagers strafzaak. Uit de brieven klager begrijpt de raad dat hij in het bijzonder teleurgesteld is over het volgende.
Verweerder heeft te weinig gedaan om schorsing van de voorlopige hechtenis te bewerkstelligen. Verweerder heeft ten onrechte niet aangestuurd op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie op grond van in het vooronderzoek gemaakte fouten. Die fouten hadden onder meer betrekking op de huiszoeking en de inbeslagname. Klager beschrijft dit als ‘het rare verhaal’ dat door verweerder bij de behandeling van de zaak niet naar voren zou zijn gebracht, terwijl dat wel was afgesproken bij de voorbereiding van de zaak. Verweerder heeft nagelaten hem te adviseren omtrent een klacht die hij wilde indienen tegen verhoormethoden van een van de rechercheurs.
5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.
Blijkens verweerders toelichting ter zitting van de raad heeft hij diverse malen uitgebreid met klager gesproken en hem uitgelegd wat hij wel en niet voor hem kon doen. Pleiten voor niet ontvankelijkheid op grond van procedurele fouten in het vooronderzoek behoorde zijns inziens niet tot de mogelijkheden. Ook waren er zijns inziens geen gronden om de rechtmatigheid van de in beslagname aan te vechten. Dat verweerder meerdere uitvoerige besprekingen met klager heeft gehad om een en ander aan hem toe te lichten blijkt uit zijn urenspecificatie. Uit de overgelegde processen-verbaal van verschillende zittingen blijkt dat verweerder in grote lijnen adequaat is opgetreden. Er valt niet uit af te leiden dat hij steken heeft laten vallen. Niet is aannemelijk geworden dat verweerder op enig punt in de verdediging van klager tekort is geschoten, ook niet als het gaat om schorsing van klagers voorlopige hechtenis. Ook is niet gebleken dat met klager was afgesproken dat het ‘rare verhaal’ naar voren zou worden gebracht. Het is nu juist de taak van een advocaat om te bepalen welke argumenten wel en niet juridisch relevant zijn en naar voren gebracht moeten worden, teneinde zijn cliënt adequaat te verdedigen. Niet is gebleken dat verweerder daarin tekort is geschoten of dat hij in strijd heeft gehandeld met wat hij zou hebben afgesproken met klager.
De raad is dan ook van oordeel dat de klacht van klager tegen verweerder als ongegrond dient te worden afgewezen.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 16 april 2012.
griffier voorzitter