Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2512

Zaaknummer

11-111

Inhoudsindicatie

Verzet te laat ingesteld. Termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Niet ontvankelijk.

Uitspraak

11-111

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

       

     [  ]

wonende te [  ]

     hierna te noemen klager

     tegen:

mr. [  ]

(voormalig) advocaat te [  ]

 hierna te noemen verweerster.

 

1. Klager heeft begin januari 2011 een klacht ingediend tegen verweerster. Bij beslissing van 27 oktober 2011 heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan klager per gewone en per aangetekende post verzonden op 27 oktober 2011. Bij brief gedateerd 11 november 2011, ontvangen op 15 november 2011, is klager in verzet gekomen van de voorzittersbeslissing.

2. Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 30 januari 2012. Bij de behandeling van het verzet heeft de raad zitting gehouden in volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. J.A. Holsbrink, I.P.A. van Heijst, P.R.M. Noppen en B.E. van der Molen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier.

3. Klager is ter zitting verschenen. Verweerster heeft in haar faxbrief van 27 januari 2012 medegedeeld de zitting niet te zullen bijwonen.

4. Het verzet

Op basis van de stukken stelt de raad vast dat klager te laat verzet heeft ingesteld tegen de voorzittersbeslissing van 27 oktober 2011. De beslissing van de voorzitter is op 27 oktober 2011 per aangetekende en per gewone post aan klager verzonden. De verzettermijn eindigde, gelet op de verzenddatum van 27 oktober 2011, op 10 november 2011. De brief van klager is op 15 november 2011 door de raad ontvangen en derhalve niet binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 46h lid 1 Advocatenwet. Klager heeft als reden voor het niet tijdig indienen van het verzetschrift onder meer aangevoerd dat hij in eerste instantie in de veronderstelling verkeerde dat aan hem een advocaat zou worden toegevoegd die hem zou bijstaan in de verzetprocedure. Ook hield hij er rekening mee dat hij nog uitstel zou kunnen vragen, hetgeen niet mogelijk bleek. Dit zijn geen omstandigheden op grond waarvan van de verzettermijn ex artikel 46 h lid 1 Advocatenwet zou kunnen of in dit geval zou moeten worden afgeweken.

 

5. De beslissing van de raad luidt als volgt:

- klager is niet-ontvankelijk in zijn verzet.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012.

Voorzitter              Griffier

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.