Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3250
Zaaknummer
11-123
Inhoudsindicatie
Verzetszaak. Verweerster is de opvolgend advocaat van klager in een procedure over een WAO-uitkering bij de Centrale Raad van Beroep. Klager heeft deze procedure verloren en klaagt dat verweerster geen onafhankelijke deskundige voor hem heeft ingeschakeld. Verweerster beroept zich op een telefonische afspraak met klager dat het inschakelen van een psychiater op dat moment geen zin had en dat eerst de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep zou worden afgewacht. Verzet ongegrond.
Uitspraak
11-123
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief van 7 november 2011 heeft verweerster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline d.d. 3 november 2011 op de klacht, bij brief van 6 oktober 2011 door mr. H.H. Tan deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht ter kennis van de raad gebracht, de klacht van klager tegen verweerster.
1. Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 december 2011, waar zowel klager als verweerster is verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. J. Brouwer, P.R.M. Noppen, I.P.A. van Heijst, A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier.
2. Verweerster heeft klager als opvolgend advocaat bijgestaan in een procedure over een WAO-uitkering bij de Centrale Raad van Beroep. Die procedure is door klager verloren. Klager klaagt er met name over dat verweerster hem onjuist heeft geadviseerd door hem te zeggen dat ook ná de procedure bij de Centrale Raad van Beroep een onafhankelijk specialist zou kunnen worden ingeschakeld. In zijn klachtbrief van 7 juni 2011 stelt klager dat hij voor de rechtbankzitting zijn advocaat schriftelijk en telefonisch had gevraagd om onjuiste behandelingen bij artsen te corrigeren en een onafhankelijke specialist in te schakelen. Klager stelt daarbij te hebben aangegeven dat het van groot belang was voor hem en zijn zaak en dat hij de kosten van het onderzoek zelf zou betalen. De voorzitter van de raad van discipline heeft bij beslissing van 3 november 2011 de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. In het verzetschrift van 7 november 2011 stelt klager het niet eens te zijn met de beslissing van de voorzitter met name op de grond dat hij verweerster meerdere malen zou hebben gevraagd om op zijn kosten een deskundige in te schakelen, maar dat verweerster niet aan dat verzoek heeft voldaan.
3. Verweerster beroept zich op een met klager gemaakte afspraak die bij brief van 12 januari 2009 is bevestigd. In die brief is opgenomen: “Voorts spraken wij af dat, zodra het psychiatrisch rapport in uw letselzaak binnen is, u mij hiervan een kopie zal toesturen, zodat ik dit in de nog lopende Centrale Raad zaak kan gebruiken”. Verweerster stelt dat klager haar kantoorgenoot pas drie maanden na de zitting van april 2009 heeft gevraagd om deze afspraak te herzien en alsnog een expertise onderzoek te laten doen. Toen was dat gelet op de stand van de procedure bij de Centrale Raad niet meer aan de orde.
4. Bij tussenbeslissing van 13 februari 2012 heeft de raad de klacht terugverwezen naar de deken voor nader onderzoek en daarbij iedere verdere beslissing aangehouden. In dat onderzoek diende de stelling van klager te worden onderzocht dat hij vóór de zitting schriftelijk en telefonisch aan verweerster zou hebben gevraagd om een nieuw expertiseonderzoek te laten verrichten op zijn kosten.
5. De deken heeft dat nader onderzoek verricht. Daaruit blijkt dat klager op 3 juli 2009 een brief heeft geschreven aan verweerster met de vraag een afspraak te maken met een psychiater. Die brief, waarvan verweerster eerder had aangegeven die niet te kennen, maakte eerder geen deel uit van het klachtdossier. Op die brief is een telefoongesprek op 7 juli 2009 gevolgd. In de e-mail van 7 juli 2009, die zich wel eerder in het klachtdossier bevond, van de kantoorgenoot van verweerster, mevrouw M, aan verweerster wordt aan dat gesprek gerefereerd. Daaruit blijkt dat de uitkomst van dat telefonisch overleg was dat het inschakelen van een psychiater op dat moment, gelet op de fase waarin de procedure bij de Centrale Raad van Beroep zich bevond, geen zin had en dat eerst de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep zou worden afgewacht. Daarmee is de betekenis van het verzoek in de brief van 3 juli 2009 komen te vervallen.
6. Het door de raad verzochte nader onderzoek door de deken heeft met het voorgaande geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd, zodat nu beslist kan worden op het verzet.
7. Uit het nadere onderzoek van de deken blijkt dat klager niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij verweerster meerdere malen zou hebben gevraagd om op zijn kosten een deskundige in te schakelen. Volgens de raad kan de door klager aangevoerde verzetsgrond derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
de raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2012
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.