Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3612

Zaaknummer

6154

Inhoudsindicatie

Verwijt niet op alle relevante regelgeving te hebben gewezen gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 4 juni 2012

in de zaak 6154

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 20 juni 2011, onder nummer R.3563/10.193, aan partijen toegezonden op 21 juni 2011, waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel b ongegrond en ten aanzien van onderdeel a gegrond is verklaard en de klacht van klaagster tegen verweerder ten aanzien van onderdeel a gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van een enkele waarschuwing.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing ten aanzien van klachtonderdeel a in hoger beroep is gekomen, is op 13 juli 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klaagster;

-    de brief van gemachtigde van klaagster aan het hof van 12 maart 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 april 2012, waar klaagster, samen met haar gemachtigde, en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

Klaagster verwijt verweerder dat

a.    hij haar niet heeft bijgestaan op een wijze die van een advocaat naar de geldende maatstaven verwacht mag worden. Het door verweerder namens klaagster ingediende beroepschrift was uiterst summier en onvolledig. Verweerder heeft geen beroep gedaan op relevante wetgeving (de Algemene wet gelijke behandeling “Awgb” alsmede de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of ziekte “Wgbh/cz”), waardoor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld.

b.    ….

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder grieft terecht tegen de passage van de raad: ‘Klaagster heeft onbetwist gesteld dat zij verweerder uitdrukkelijk heeft gewezen op de toepasselijkheid van de Awgb en de Wgbh/cz.’ Verweerder heeft deze stelling inderdaad betwist. Uit deze vaststelling trekt het hof echter geen gevolgen die andersluidend zijn, dan die van de raad. Het hof houdt deze passage voor niet geschreven.

5.2    Ook voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3    De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage van 20 juni 2011, gewezen onder nummer R. 3563/10.193, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.H.A. Scholten, R. Verkijk en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2012.