Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2799

Zaaknummer

R. 3914/12.48

Inhoudsindicatie

Niet kan worden vastgesteld dat verweerder de zaak van klager onvoldoende heeft voorbereid dan wel dat hij onvoldoende overleg heeft gevoerd met klager. Ook kan niet worden vastgesteld dat verweerder bewust dan wel onbewust er op aan heeft gestuurd dat klager zou worden veroordeeld en zeker niet dat tbs aan hem zou worden opgelegd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De voorzitter wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam van 13 februari 2012 met kenmerk R 11/12/47, door de Raad ontvangen op 14 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.2 De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de brief van klager van 2 maart 2012.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroepprocedure bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage in een strafzaak.

2.2 Verweerder heeft zich op twee pro forma zittingen laten vervangen door mr. IJ. respectievelijk door mr. V.

 

3 KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij zijn belangen niet goed heeft behartigd. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij in het kader van de voorbereiding van de zaak geen, of te weinig, overleg met klager heeft gevoerd. Ook heeft verweerder te veel overgelaten aan een stagiaire dan wel een andere advocaat die voor hem waarnam. Met dit laatste had klager niet ingestemd. Voorts verwijt klager verweerder dat hij de verdediging van klagers zaak tijdens de inhoudelijke behandeling op 10 juni 2011 bij het Gerechtshof niet naar behoren heeft gevoerd. Verweerder heeft een aantal bewijsstukken en in het bijzonder enkele van klager afkomstige tekeningen niet overgelegd. De wijze waarop verweerder klager heeft bijgestaan heeft volgens klager er zelfs toe geleid dat naast de gevangenisstraf tbs aan klager is opgelegd. Ten slotte is klager van mening dat verweerder tekort is geschoten in het behartigen van zijn belangen tijdens het verblijf van klager in de penitentiaire inrichting waar klager door medegevangenen mishandeld is. Ook heeft verweerder niet dan wel niet adequaat gereageerd op klagers stellingen dat zijn eten in het Pieter Baancentrum vergiftigd zou zijn.

 

4 BEOORDELING

4.1 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder klagers zaak onvoldoende heeft voorbereid dan wel dat hij onvoldoende overleg met klager heeft gevoerd. Klager heeft dit ook onvoldoende onderbouwd en verweerder heeft dit verwijt gemotiveerd betwist. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verweerder bewust dan wel onbewust er op aan heeft gestuurd dat klager zou worden veroordeeld en zeker niet dat tbs aan hem zou worden opgelegd. Klager heeft deze verwijten ook niet onderbouwd en deze zijn door verweerder gemotiveerd betwist. Dat het Hof anders heeft geoordeeld kan verweerder niet worden verweten. Dat verweerder zich bij twee (pro forma-) zittingen heeft laten vervangen door andere advocaten is geen grond om te twijfelen aan de zorgvuldigheid waarmee verweerder klagers zaak heeft behandeld. Het door de deken in zijn visie van 3 januari 2012 gesignaleerde feit, dat mr. V. ter zitting op 15 april 2011 desgevraagd heeft verklaard het dossier niet te kennen en derhalve geen toelichting te kunnen geven over het late tijdstip van het verzoek tot het horen van een bepaalde getuige, leidt niet tot een ander oordeel. Immers blijkt uit het proces-verbaal van genoemde zitting dat het een pro-forma zitting betrof die geen ruimte bood voor een behandeling van de getuigenverzoeken, om die reden is die behandeling verdaagd naar de zitting van 10 juni 2011, zodat niet aannemelijk is dat deze gang van zaken klagers zaak heeft geschaad. Klager heeft dat ook niet aangevoerd. Hij heeft  slechts gesteld dat hij het niet eens was met de vervanging van verweerder.

4.2 Verweerder heeft gesteld dat hij klager heeft geholpen bij het doen van aangifte naar aanleiding van de gestelde mishandeling. Van verweerder kon niet meer dan dat worden verlangd. Nadat de aangifte in behandeling is genomen, is het in beginsel een zaak van de politie en het Openbaar Ministerie en speelt verweerder daarin geen rol. Terzake de stellingen van klager dat hij tijdens zijn verblijf in het Pieter Baancentrum vergiftigd zou zijn, kan niet worden vastgesteld dat klager verweerder heeft verzocht om namens hem maatregelen te treffen jegens het Pieter Baancentrum nu klager in dat kader geen opdracht aan verweerder heeft verstrekt en verweerder een dergelijke opdracht ook niet heeft aanvaard. Gelet op het vorenstaande is de klacht kennelijk ongegrond.

 

5 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 12 maart 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk