Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:3

Zaaknummer

71/12

Inhoudsindicatie

 Een klacht dient  te worden onderbouwd. Voorts kan niet twee maal over hetzelfde feitencomplex worden geklaagd. Klacht deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 14 mei 2012

in de zaak 71/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement G. van 18 april 2012 met kenmerk 011/012 KG026, door de raad ontvangen op 19 april 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft in de periode 2003/2004 rechtsbijstand verleend aan klager. Klager heeft over het optreden van verweerder eerder klachten ingediend bij de raad van discipline. In de meest recente klacht heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort Leeuwarden bij beslissing van 19 december 2009 klager in zijn klacht in al haar onderdelen kennelijk niet ontvankelijk verklaard.

 

3    KLACHT

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt

a.

Bij brief van 6 november 2011 heeft klager opnieuw een klacht ingediend tegen verweerder omdat gebleken is dat een voormalig kantoorgenoot van verweerder thans zou samenwerken met mr. G., advocaat te W., die in het verleden advocaat is geweest van de ex-echtgenote van klager.

b.

Verweerder wordt verweten dat hij informatie heeft verstrekt aan mr. G. met betrekking tot “verkoop  paarden in december 2003 en het ondersteunen van verduistering van gelden bij de Amrobank te O. het toestaan van beslagname van paarden in december 2003 terwijl alleen op de woonboerderij met hokken en grond aan de ..weg beslag mocht worden gelegd.”

 

4    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad onderdeel a.

Verweerder voert aan dat, voor zover een voormalige kantoorgenoot thans zou samenwerken met mr. G., dat in elk geval in de periode 2003/2004, op welke periode de klacht betrekking heeft, nog niet het geval was. Ook overigens is verweerder niet bij een eventuele samenwerking tussen deze beide advocaten betrokken.

Ad onderdeel b.

Op dit onderdeel is reeds bij voorzittersbeslissing van 23 december 2004 beslist. Daarbij heeft de voorzitter van de raad van discipline de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 15 juli 2005 heeft de raad van discipline in het hofressort Leeuwarden het verzet van klager niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft het Hof van Discipline op 10 april 2006 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de raad van discipline van 15 juli 2005.

Bij brieven van 8 januari 2008 en 12 december 2008 heeft klager met betrekking tot hetzelfde    feitencomplex wederom een klacht ingediend. In deze klacht is klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Thans wordt met betrekking tot hetzelfde feitencomplex opnieuw een klacht ingediend. Nu de klacht inmiddels meermalen is beoordeeld, dient klager in zijn klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel dient de klacht te worden afgewezen.

 

5    VOORLOPIG OORDEEL

Ad onderdeel a.

De voorzitter is van oordeel dat onduidelijk is wat het verwijt betreft jegens verweerder met betrekking tot het feit dat een voormalig kantoorgenoot van hem thans zou samenwerken met mr. G., advocaat te W. Klager voert in het geheel niet aan waarom dit klachtwaardig zou zijn zodat de voorzitter constateert dat iedere grondslag voor dit verwijt ontbreekt. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad onderdeel b.

Uit de eerdere beslissingen van de voorzitter van de raad van discipline van 23 december 2004 en het daarop gevolgde verzet dat is afgedaan bij beslissing van de raad van discipline van 15 juli 2005 op verzet waarbij het verzet niet-ontvankelijk is verklaard, alsmede de beslissing van het Hof van Discipline van 10 april 2006 (niet-ontvankelijk in hoger beroep) en de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 december 2009,  waarbij klager kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, blijkt dat thans wederom over hetzelfde feitencomplex wordt geklaagd. Klager stelt daarover in zijn brief van 6 november 2011 aan dat hij opnieuw een klacht wil indienen tegen verweerder.

Uit jurisprudentie van het Hof van Discipline blijkt dat het Hof van Discipline als vaste regel heeft dat een klacht, waarover een beslissing is gegeven, niet voor de tweede maal aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Om die reden dient klager in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

6    BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond en oordeelt klager in klachtonderdeel 2 kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 14 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op       mei 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Groningen.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Groningen binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ Assen (fax: 0592-305759) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.