Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2887

Zaaknummer

12-167A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht 10 jaar na verlening rechtsbijstand kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 Beslissing van 26 juni 2012

in de zaak 12-167A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 4 juni 2012 met kenmerk 1112-619, door de raad ontvangen op 5 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

1.2 Het betreft een klacht tegen de eigen (voormalige) advocaat. In de periode 1996 tot 2002 heeft verweerder klaagster bijgestaan in diverse kwesties. In 1996/1997 betrof dit een echtscheidingsprocedure en in de periode 2000/2002 een procedure vermindering alimentatie, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. In 2001/2002 heeft verweerder klaagster bijgestaan in een procedure tegen de Sociale Dienst over de van klaagster teruggevorderde bijstandsuitkeringen. Op deze laatste procedure heeft de klacht betrekking. Na het beëindigen van de rechtsbijstand in 2002 is nog een laatste schriftelijk contact geweest in 2004, in de vorm van een brief van verweerder aan klaagster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. verweerder in zijn brief van 23 mei 2002 valse, althans foute berekeningen heeft opgenomen;

b. verweerder in 2001 ten onrechte declaraties heeft verrekend met voor klaagster ontvangen gelden;

c. verweerder zich in de scheidingskwestie voor het eerst op dit rechtsgebied heeft begeven;

d. verweerder klaagster met brieven heeft geïntimideerd;

e. verweerder leugens heeft geschreven;

f. verweerder met zijn rechtsbijstand niets voor klaagster heeft bereikt;

g. verweerder klaagster heeft laten afluisteren;

h. verweerder gelden van klaagsters bankrekening heeft overgemaakt naar zijn kantoorrekening.

2.2 Op het dekenspreekuur van 15 maart 2012 heeft klaagster haar klachten over verweerder voor het eerst kenbaar gemaakt aan de deken.

3 BEOORDELING

3.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de diverse klachtonderdelen. Hij heeft er onder meer op gewezen dat klaagster geen van haar verwijten heeft onderbouwd.

3.2 Ook is verweerder van oordeel dat klaagster in haar klacht niet ontvankelijk moet worden verklaard vanwege te late indiening daarvan. De raad overweegt dat in verband daarmee twee belangen tegen elkaar dienen te worden overwogen: enerzijds het ten gunste van klaagster wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdsverloop moet worden aangehouden, maar dit zal van geval tot geval aan de hand van de concrete omstandigheden moeten worden bepaald.

3.3 Gezien de feitelijke gang van zaken zoals hiervoor weergegeven is er circa 10 jaar verstreken sinds de laatste bijstandverlening door verweerder aan klaagster en circa 8 jaar na het laatste schriftelijke contact tussen verweerder en klaagster. Voor dit tijdsverloop zijn geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van klaagster bij rechtszekerheid. Daar komt nog bij, dat het door het tijdsverloop moeilijker is geworden om feiten vast te stellen. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang, hetgeen leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van alle klachtonderdelen.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell , plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 26 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.