Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-10-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3382
Zaaknummer
MB 37 - 2012
Inhoudsindicatie
Van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat hij van ieder processtuk dat hij bij de rechtbank indient een afschrift toestuurt aan de advocaat van de wederpartij. Nu zich bij verweerder geen opvolgend raadsman had gewend heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de stukken aan de bij hem laatst bekende raadsman toe te zenden. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 8 oktober 2012
in de zaak MB 37-2012
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 22 februari 2012 op de klacht van:
A.
klager
tegen:
B.
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beslissing van 22 februari 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 maart 2012 is verzonden aan klager.
1.2 Bij brief d.d. 5 maart 2012 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 27 augustus 2012. Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen.Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;
- het verzetschrift van klager d.d. 5 maart 2012;
- de nagekomen brief van verweerder d.d. 7 augustus 2012.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder treedt in een civiele procedure bij de rechtbank Middelburg op als advocaat van de wederpartij van klager. Klager werd in deze procedure bijgestaan door mr. X. Op 12 juli 2011 heeft mr. X de rechtbank bericht zich als advocaat aan de procedure te onttrekken.
2.2 Verweerder heeft in juli 2011 een afschrift van zijn conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermindering van eis en bij brief van 5 september 2011 een afschrift van zijn conclusie van repliek in conventie aan mr. X toegezonden.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt in dat verweerder voor de rechtbank bestemde processtukken in kopie aan mr. X heeft verzonden, terwijl mr. X zich had onttrokken aan de procedure.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
verweerder geen rekening heeft gehouden met klagers belangen nu het risico bestond dat mr. X de stukken niet aan klager zou doorsturen. Klager heeft wel degelijk nadeel ondervonden want hij ontving de stukken pas later en mr. X heeft kennis kunnen nemen van de stukken hetgeen klager niet wilde.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing terecht overwogen dat van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat hij ieder processtuk dat hij bij de rechtbank indient een afschrift toestuurt aan de advocaat van de wederpartij. Nu zich bij verweerder geen opvolgend raadsman had gewend heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de stukken aan de bij hem laatst bekende raadsman toe te zenden.
4.2 De raad is van oordeel dat verweerder erop mocht vertrouwen dat klager er geen bezwaar tegen zou hebben dat mr. X aldus kennis zou kunnen nemen van de stukken. Verweerder mocht er tevens op vertrouwen dat mr. X de stukken doorsturen aan klager, hetgeen mr. X ook heeft gedaan. Verweerder heeft voorts gesteld dat mr. X de processtukken na ontvangst daarvan ook direct heeft doorgezonden aan klager, zodat klager geen enkel nadeel heeft ondervonden van de handelwijze van verweerder. Klager heeft in zijn verzetschrift gesteld dat hij wel nadeel heeft ondervonden omdat hij de stukken “pas later” heeft ontvangen. Klager heeft echter niet concreet gemaakt op welk moment hij de stukken dan van mr. X heeft ontvangen en waaruit het door hem gestelde nadeel exact heeft bestaan, zodat die verzetgrond naar het oordeel van de raad niet tot de conclusie kan leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 De raad komt tot de slotsom dat in het verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Daarom zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus uitgesproken ter openbare zitting van mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, E.P.C.M. Teeuwen, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2012
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.