Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3541
Zaaknummer
12-191
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Het tuchtrecht is er niet voor om kwesties die reeds langs civielrechtelijke weg zijn beslecht nogmaals te toetsen.
Uitspraak
Beslissing van 7 november 2012
in de zaak 12-191
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw [naam gemachtigde]namens
de heer [klager]
[adres]
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 10 oktober 2012 met kenmerk RvT 1112-9296, door de raad ontvangen op 11 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 23.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerder is opgetreden als advocaat van de ex-partner van klager in verschillende procedures die het gevolg waren van het verbreken van de relatie van klager en zijn ex-partner in december 2009.
1.2 De belangrijkste geschilpunten, in de verschillende gerechtelijke procedures die zijn gevoerd tussen klager en zijn ex-partner, waren de verdeling van het onroerend goed dat gezamenlijk eigendom was van klager en zijn ex-partner, waarin tevens de kapsalon van de ex-partner van klager gevestigd is, en de vraag voor wiens rekening bepaalde kosten en schulden komen.
1.3 Op 30 augustus 2012 is er uiteindelijk algehele overeenstemming bereikt tussen klager en zijn ex-partner.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. hij als advocaat van de ex-partner van klager gerechtelijke procedures heeft vertraagd, door telkens met onredelijke eisen te komen en te weigeren bepaalde financiële stukken te verstrekken;
b. hij niet meegewerkt heeft aan een schikking tussen klager en zijn ex-partner.
2.2 Ter toelichting op de klacht heeft de gemachtigde van klager, zijn moeder, alsmede de heer [naam] die als boekhouder/adviseur van klager optreedt, onder meer gesteld dat het onmogelijk is om eerlijke procedures te voeren zolang verweerder weigert financiële gegevens te verstrekken. Tevens beschuldigt de gemachtigde van klager verweerder en zijn cliënte van fraude en oplichting.
3. BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
3.2 De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van de tegenpartij van klager. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
3.3 Klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.4 Namens klager zijn door zijn moeder en zijn boekhouder verschillende brieven aan de deken gestuurd. In deze brieven geven deze personen uitgebreid hun visie op het verloop van het geschil tussen klager en zijn ex-partner. Er zijn niet alleen verwijten aan het adres van verweerder geuit maar ook aan het adres van de (voormalig) advocaten van klager. Namens klager wordt het standpunt ingenomen dat geen sprake is geweest van “eerlijke rechtszaken” en dat laatste, kort gezegd, mede door toedoen van verweerder.
3.5 Het tuchtrecht is er niet voor om kwesties die reeds door de civiele rechter zijn beslecht, of daar nog in behandeling zijn, nogmaals te toetsen. Indien klager het niet eens was met uitspraken van de civiele rechters in de procedures tegen zijn ex-partner had hij daartegen langs de civielrechtelijke weg kunnen ageren. In de nog lopende zaken kan hij dat daar doen. Het is niet aan de deken, noch aan de tuchtrechter om een oordeel te geven in een civielrechtelijk geschil tussen klager en zijn ex-partner.
3.6 Dat de handelwijze van verweerder een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder oplevert is, gemeten naar de hierboven onder 3.2 vermelde norm, op geen enkele wijze uit de verf gekomen. Het enkele feit dat er veel gebeurt en gebeurd is, dat klager als onrecht ervaart, is niet genoeg. De klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 7 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten