Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3891
Zaaknummer
R. 3965/12.99
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerder in de beroepsprocedure vertrouwelijke informatie heeft prijsgegeven, de rechter heeft beïnvloed en een negatieve beeldvorming van klager heeft gecreëerd; voorts dat verweerster niet kon conform de klokkenluidersregeling van de werkgever heeft gehandeld. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels 14 en 15. Het is de taak van verweerster het standpunt van haar cliënte over te brengen. Verweerster is niet gehouden het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Verder oordeelt de plaatsvervangend voorzitter dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster enige geheimhoudingsbepaling heeft geschonden. Klager beroept zich op een bepaling die geen onderdeel uitmaakt van de klokkenluidersregeling van de werkgever. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond. In het verzet oordeelt de raad dat de mediation waaraan klager heeft gerefereerd heeft plaatsgevonden voorafgaande aan het ontslag en dat in die mediation de integriteitskwestie niet aan de orde is geweest. De raad passeert de voor het eerst in het verzet aangevoerde stelling van klager dat geheimhouding van het integriteitsonderzoek door de werkgever met klager en zijn toenmalige raadsvrouwe is afgesproken. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 mei 2012, door de raad ontvangen op 4 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 31 mei 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 1 juni 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 13 juni 2012, door de raad ontvangen op 14 juni 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerster heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnotitie overgelegd.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
2.2 Bij brief van 14 december 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:
a. in de beroepsprocedure betreffende het ontslag van klager vertrouwelijke informatie heeft prijsgegeven, de rechter heeft beïnvloed en een negatieve beeldvorming van klager heeft gecreëerd. Klager is van mening dat verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 14 lid 1 en gedragsregel 15 lid 1 en 2;
b. niet conform de Klokkenluidersregeling van R. heeft gehandeld, door klagers naam als melder van de klacht in de beroepsprocedure te noemen. Klager verwijt verweerster dat zij zich in opdracht van R. schuldig heeft gemaakt aan schending van de geheimhoudingsplicht.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaar gehandhaafd. Hij is van mening dat de door hem ingebrachte stukken niet serieus zijn beoordeeld.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.
De raad voegt aan de overwegingen van de plaatsvervangend voorzitter toe dat tijdens de behandeling van het verzet aan de orde gekomen is dat de mediation waaraan klager refereert heeft plaatsgevonden voorafgaande aan het ontslag en dat in die mediation de integriteitskwestie niet aan de orde is geweest. Ter zitting heeft klager voorts aangevoerd dat de geheimhouding van het integriteitsonderzoek door R met klager en zijn toenmalige raadsvrouwe is afgesproken in de zin dat de geheimhoudingsclausule van het NMI zou worden toegepast. Klager heeft deze stelling voor het eerst tijdens de behandeling van het verzet ter zitting aangevoerd en niet onderbouwd met stukken. De raad passeert daarom klagers stelling als zijnde in strijd met een goede procesorde.
5.3 Gelet op het voorgaande verenigt de raad zich met de beoordeling van de klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.
Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.