Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3053

Zaaknummer

12-108

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster dat zij zijn belangen onvoldoende deskundig en bekwaam heeft behartigd in het bijzonder door een concept dagvaarding voor hem op te stellen die niet voldeed en te weigeren gehoor te geven aan het verzoek van klager om die dagvaarding te corrigeren en het neerleggen van de opdracht door de advocaat. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 juli 2012

in de zaak 12-108

naar aanleiding van de klacht van:

X

wonende te A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerster

1.

Klager heeft zich tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem gewend met een klacht over verweerster. De klacht is door de deken onderzocht en bij brief van 8 juni 2012, ingekomen ter griffie op 13 juni 2012, doorgeleid naar de raad. De bijlagen bij de brief waarmee klager de klacht inleidde bleken te ontbreken. Vervolgens is aan de deken om completering van het dossier met bijlagen 1 tot en met 4 gevraagd en dat materiaal kwam inclusief een 5de bijlage bij de raad op 4 juli 2012 binnen. Op 9 juli 2012 heeft de raad van klager nog een brief ontvangen waarbij de eerder genoemde 5de bijlage was gevoegd die ook bij de klachtbrief van klager hoorde  en ook nog in het dossier ontbrak.

2.

Verweerster heeft klager bijgestaan in een gecompliceerde verdelingskwestie. Verweerster heeft een concept dagvaarding opgesteld in die zaak. Dat concept is op 10 november 2011 toegezonden aan klager met het verzoek een afspraak te maken voor een bespreking. Vervolgens heeft klager een gesprek gezocht met een kantoorgenoot van verweerster, Mr. M, notaris te Nijmegen. Dat gebeurde buiten verweerster om. In dat gesprek heeft klager uiting gegeven aan zijn ongenoegen over de inhoud van de concept dagvaarding. Dat gesprek resulteerde (alsnog) in een afspraak van klager met verweerster voor een gesprek op 5 december 2011. Bij dat gesprek ontstond een verschil van inzicht en verweerster heeft aan het einde van dat gesprek de relatie beëindigd.

         3.

         De klacht bestaat uit 2 onderdelen en luidt als volgt:

a. Verweerster heeft klagers belangen onvoldoende deskundig en bekwaam behartigd in het bijzonder door een concept dagvaarding voor hem op te stellen die niet voldeed en te weigeren gehoor te geven aan het verzoek van klager om die dagvaarding te corrigeren;

b. In vervolg op de weigering om de dagvaarding aan te passen heeft verweerster de opdracht op 5 december 2011 neergelegd en niet gereageerd op klagers e-mailbericht van 6 december 2011 waarbij hij heeft gevraagd om een schriftelijke reactie.

4.

Op de klacht kan door de voorzitter met toepassing van artikel 46g lid 1 Advocatenwet worden beslist. Voor de termijn als daar bedoeld houdt de voorzitter als ingangsdatum 4 juli 2012 aan, de datum waarop de raad de beschikking kreeg over het gecompleteerde dossier.

Klachtonderdeel a

Het betrof een ingewikkelde kwestie. Dat is te kennen uit de concept dagvaarding die zich in het dossier bevindt. Klager had een reeks op - en aanmerkingen op dat stuk. Dat blijkt uit zijn brief geadresseerd aan verweerster maar verzonden naar en afgegeven aan haar kantoorgenoot Mr. M van 23 november 2011 die zich (intussen) ook bij de stukken bevindt. Dat commentaar heeft voor een deel betrekking op zaken, feitelijkheden, die klager in dat stuk opgenomen wenste te zien, betreft ook een aantal foutjes - maar wel van het soort dat in een concept dagvaarding die nog moet worden besproken heus wel mogen voorkomen - en een opmerking over het feit dat de rechtbank Rotterdam werd gekozen en niet de rechtbank Breda. Er moest nog een bespreking van dat stuk plaatsvinden. De brief waarbij het concept aan klager werd toegezonden bevatte een uitnodiging voor het maken van een afspraak voor dat gesprek.

In het stuk zelf kan, gegeven de status ervan, de voorzitter geen fouten zien die verweerster niet had mogen maken en een tuchtrechtelijk verwijt opleveren. Het was nog maar een concept.

Vervolgens wendt klager zich buiten verweerster om tot een kantoorgenoot met zijn op - en aanmerkingen en komt het tot een gesprek tussen klager en verweerster op 5 december 2011. Dat gesprek, dat bedoeld moet zijn geweest om de kritiek van klager te bespreken, eindigde in een situatie waarin verweerster de samenwerking heeft opgezegd. Dat zij dat ten onrechte heeft gedaan komt niet uit de verf, zeker niet als haar beslissing om dat te doen wordt afgezet tegen de stap die klager eerder buiten haar om gezet had en die niet anders kan worden gezien als een stevige aanslag op de vertrouwensrelatie waarop verweerster moest kunnen en moest kunnen blijven rekenen. Tegen deze achtergrond moet worden vastgesteld dat klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel b

Het 1e deel daarvan, daar waar aan de orde is dat verweerster de dagvaarding niet heeft aangepast en de opdracht is neergelegd, kwam hiervoor al aan de orde. In zoverre is dat klachtonderdeel om dezelfde reden kennelijk ongegrond.

Het e-mailbericht van klager van 6 december 2011 bevindt zich bij de  stukken. Dit bericht (met het onderwerp: "fout, fouter, foutst") bevat sneren, verwijten, beschuldigingen gericht tegen verweerster en - ook algemener - de advocatuur en zelfs een vordering. Het is eerder verstandig geweest, maar zeker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, dat verweerster daarop niet gereageerd heeft. Ook op dit punt is de klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht van klager tegen verweerster is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 23 juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem.