Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA2975
Zaaknummer
6057
Inhoudsindicatie
Verwijt dat verweerster de zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 20 januari 2012
in de zaak 6057
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 14 maart 2011, onder nummer 10-191, aan partijen toegezonden op 14 maart 2011, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 april 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- de brief van verweerster aan het hof van 12 september 2011.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 november 2011, waar klaagster en verweerster zijn verschenen. Klaagster en verweerster hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 Klaagsters rijbewijs is in 2005 door de politie ingenomen. Zij heeft verweerster in de arm genomen om dat terug te krijgen.
Klaagster beklaagt zich erover dat verweerster onvoldoende voor haar zaak heeft ingezet, en meer algemeen ongeïnteresseerd was.
4 FEITEN
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 14 maart 2011, gegeven onder nummer 10-191.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en L. Ritzema, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.