Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2753

Zaaknummer

11-279A

Inhoudsindicatie

Taak van curator niet op zodanige wijze uitgeoefend dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verzet ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING van 15 mei 2012

in de zaak 11-279 A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing

van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

klager

tegen:

Mevrouw mr.

Advocaat te Amsterdam

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1   Bij brief van 4 oktober 2011, bij de raad binnengekomen op 6 oktober 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2   Bij beslissing van 31 oktober 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 oktober 2011 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 14 november 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot.

Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waartegen verzet;

- de stukken op grond waarvan die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij faxbrief van 14 november 2011.

2. FEITEN

2.1 De relevante feiten zijn door de (plaatsvervangend) voorzitter in zijn beslissing weergegeven. Nu klager tegen die weergave geen bezwaar heeft gemaakt, gaat ook de raad van die feiten uit.

3. KLACHT EN VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

a. gebruik te maken van listige kunstgrepen om het faillissement van AD door

            te drukken, en vervolgens 350 uur aan het faillissement te besteden,

            waardoor alle schuldeisers, die hun geld volledig konden krijgen, door

            verweerster zijn bestolen;

 b. nog steeds geen antwoord te geven op de door klager gestelde vragen.   

3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerster volgens klager de norm  neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door voorbij te gaan aan de door klager gestelde feiten.

 

4. BEOORDELING 

4.1 De raad is - gelijk de (plaatsvervangend) voorzitter heeft overwogen - van oordeel dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Dat brengt mee dat de taakuitoefening van de advocaat als bewindvoerder en/of als curator in beginsel niet behoort tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend indien de advocaat zich in die hoedanigheid van bewindvoerder/curator zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden, kan er voor tuchtrechtelijke toetsing aanleiding zijn.

  

4.2 Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verweerster listige kunstgrepen zou hebben gebruikt om het faillissement van AD door te drukken, en/of dat schuldeisers door verweerster zouden zijn bestolen.

4.3 De raad is tevens met de (plaatsvervangend) voorzitter van oordeel dat verweerster wel degelijk, na daartoe door de rechter-commissaris te zijn verzocht, de door klager gestelde vragen heeft beantwoord en dat zij niet nogmaals de vragen van klager behoefde te beantwoorden.

4.4 Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat de klachten kennelijk ongegrond zijn en dat er geen plaats is voor nader onderzoek naar de klacht. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert, moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2012. 

Voorzitter                                                                                                                   griffier

 

De beslissing is in afschrift op 15 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-      klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.