Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2904

Zaaknummer

12-95

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Vrijheid van handelen. Klager heeft concepten op voorhand toegestuurd gekregen. Het had op zijn weg gelegen zijn opmerkingen in dat stadium naar voren te brengen.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 21 juni 2012

in de zaak 12-95

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te Y.

adres

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden van 18 april 2012, door de raad in het ressort Arnhem ontvangen op 24 mei 2012 na doorverwijzing van de klacht door het Hof van Discipline op 23 mei 2012.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1. Klager heeft een installatiebedrijf ingeschakeld om werkzaamheden in zijn woning te verrichten. Onder meer omdat het installatiebedrijf geen deugdelijk werk had afgeleverd, heeft klager een aantal facturen onbetaald gelaten.

2. Het installatiebedrijf heeft klager in een procedure betrokken en betaling van de facturen gevorderd. In deze procedure heeft verweerder klager bijgestaan.

3. Verweerder heeft zich namens klager beroepen op het opschortingsrecht van klager en geconcludeerd tot afwijzing van de geldvordering. In reconventie is verzocht om partiële ontbinding van de overeenkomst. Tevens is namens klager een vordering tot schadevergoeding ingesteld.

4. De rechtbank heeft bij vonnis van 8 december 2010 de vordering van de wederpartij tot betaling van de facturen toegewezen onder aftrek van de door een deskundige vastgestelde schade.

5. Klager heeft bij de deken van de orde van advocaten in Leeuwarden geklaagd over de belangenbehartiging door verweerder.

6. Bij beslissing van 23 mei 2012 heeft het hof van discipline de behandeling van de klacht van klager tegen verweerder op grond van het bepaalde in artikel 46a lid 3 van de Advocatenwet, verwezen naar de raad in Arnhem.

KLACHT

a. Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt:

 Verweerder heeft tegen de vordering tot betaling ten onrechte geen verweer gevoerd door minderwerk te stellen. Klager claimt een vermindering van de aanneemsom wegens minderwerk doordat hij zelf de riolering, die in de aanneemsom was opgenomen, heeft aangelegd;

b. De communicatie met klager was onvoldoende;

c. Verweerder heeft zich onvoldoende ingespannen en onvoldoende actie ondernomen.

VERWEER

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

a. Verweerder heeft de wens om rekening te houden met het minderwerk, pas later begrepen. Alle stukken zijn steeds in concept aan klager toegezonden, die daarbij niet heeft gewezen op het minderwerk. In appel had het minderwerk alsnog naar voren kunnen worden gebracht. Klager wilde echter niet meer kosten maken;

b. Verweerder bestrijdt dat er sprake was van onvoldoende communicatie;

c. Verweerder bestrijdt ook dat hij zich onvoldoende heeft ingespannen en actie heeft ondernomen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij niet verantwoordelijk kan zijn voor het niet op tijd verschijnen van de deskundige en voor een aanpassing in het concept van de deskundigenrapportage.

BEOORDELING

De voorzitter is van mening dat op de klacht met toepassing van art. 46g Advocatenwet kan worden beslist.

De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder aan klager. De voorzitter stelt voorop dat een advocaat voor het te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd is indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar houdt bij zijn beoordeling rekening met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, evenals met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan.

De voorzitter zal de klachtonderdelen met inachtneming van deze maatstaf beoordelen.

Ad a.

Uit de stellingen van klager kan niet worden afgeleid wanneer hij verweerder voor het eerst verzocht heeft het door hem geclaimde minderwerk in de procedure aan de orde te stellen en

met name niet of dit is gebeurd voordat klager zijn brief van 22 juli 2010 aan verweerder schreef.

De voorzitter stelt vast dat in deze brief door klager gesteld wordt dat er kosten van de facturen af moeten omdat hij de riolering zelf heeft aangelegd. Op dat moment was de procedure al ver gevorderd.

Onbetwist heeft verweerder gesteld dat alles in overleg met klager is gebeurd en dat processtukken op voorhand in concept aan klager zijn toegestuurd. Naar het oordeel van de voorzitter had het op de weg van klager gelegen om, in het geval hij het geclaimde minderwerk in de procedure aan de orde had willen stellen had willen brengen, zijn opmerkingen daarover in te brengen op het moment dat de conceptstukken aan hem werden voorgelegd. Niet gebleken is dat hij dat heeft gedaan.

De voorzitter acht dit onderdeel van de klacht daarom ongegrond.

Ad b.

Klager verwijt verweerder dat de communicatie onvoldoende is geweest. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist. Dit klachtonderdeel heeft klager niet verder onderbouwd, zodat het reeds om die reden kennelijk ongegrond is.

Ad c.

Andere feiten die een tuchtrechtelijk verwijt zouden kunnen opleveren, zijn gesteld noch gebleken. Dat verweerder zich onvoldoende zou hebben ingespannen of onvoldoende actie zou hebben ondernomen, is evenmin gebleken.

De voorzitter verklaart de klacht dan ook in al zijn onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 21 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden.