Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2798
Zaaknummer
R. 3924/12.58
Inhoudsindicatie
Het is niet de taak van de deken om de advocaat van de voormalig echtgenote van klager opdracht te geven met betrekking tot het meewerken aan de oplossing van het juridische geschil tussen klager en zijn voormalig echtgenote
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De deken is niet gehouden een klacht te onderzoeken indien naar zijn oordeel er geen twijfel over bestaat dat de ingediende klacht een herhaling is van een reeds eerder voorgelegde klacht.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het ressort Rotterdam d.d. 22 februari 2012, door de Raad ontvangen op 13 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft een civielrechtelijk geschil met zijn voormalig echtgenote over de verdeling en verkoop van een appartement te Amsterdam.
1.2 De voormalig echtgenote van klager wordt in die procedure bijgestaan door mr. M.
1.3 Bij e-mail bericht van 30 juni 2011 heeft klager verweerder verzocht te bevorderen dat mr. M. medewerking zou verlenen aan de levering van het appartement te Amsterdam.
1.4 Bij e-mail bericht van 1 juli 2011 heeft mr. B., stafjurist van verweerder, afwijzend op dit verzoek gereageerd en aangegeven dat in dergelijke kwesties voor de deken geen rol is weggelegd. Mr. B. heeft klager vervolgens verwezen naar zijn advocaat.
1.5 Verweerder heeft twee klachtdossiers behandeld naar aanleiding van klachten van klager tegen mr. M.
1.6 Klager heeft op 8 augustus 2011 een klacht ingediend bij de voorzitter van de Raad van Discipline. Bij verwijzingsbeschikking van 15 augustus 2011 is de zaak verwezen voor een onderzoek conform de artikelen 46d en 46e van de Advocatenwet naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. heeft geweigerd te voldoen aan klagers verzoek om te bevorderen dat mr. M. medewerking zou verlenen aan levering van het appartement te Amsterdam;
b. heeft geweigerd de klachten tegen mr. M. te onderzoeken en/of een bemiddelingspoging te ondernemen.
3 BEOORDELING
3.1 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomen.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
3.2 Verweerder verkeert niet in de positie dat hij aan een advocaat opdrachten kan geven die zien op de behandeling van een civielrechtelijk geschil. Een advocaat heeft immers bij de behandeling van een zaak de leiding en vanuit zijn verantwoordelijkheid dient hij te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het best gediend zijn. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om die belangen te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Het is niet de taak van verweerder om mr. M. opdracht te geven met betrekking tot het meewerken aan de oplossing van het juridische geschil tussen klager en zijn voormalig echtgenote. Verweerder kan niet gehouden worden mr. M. te bewegen tot behaalde handelingen als hij en zijn cliënte daartoe zelf geen aanleiding zien.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
3.2 Klager heeft bij verweerder diverse klachten ingediend tegen mr. M., die door verweerder in twee klachtdossiers zijn onderzocht en zijn afgesloten met een voorlopig oordeel op respectievelijk 2 december 2010 en 10 februari 2011. Verweerder heeft gesteld dat hij ten aanzien van nog meer vergelijkbare klachten betreffende mr. M. geen actie heeft ondernomen, omdat de verwijten die klager naar voren had gebracht reeds aan de orde waren geweest in een ander klachtdossier. Verweerder is niet gehouden een klacht te onderzoeken als naar het oordeel van verweerder er geen twijfel over bestaat dat de bij hem ingediende klacht een herhaling is van een reeds eerder voorgelegde klacht.
3.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 15 maart 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.