Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2810
Zaaknummer
R. 3925/12.59
Inhoudsindicatie
Niet kan worden vastgesteld dat klaagster sub 1 rechtstreeks in haar belang is getroffen, zodat de klacht ten aanzien van haar kennelijk niet-ontvankelijk is.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De inhoud van de faxbrief van verweerder aan de advocaat van klager sub 2 leidt niet tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht ten aanzien van klager sub 2 is door de Raad kennelijk ongegrond verklaard.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 23 februari 2012, door de Raad ontvangen op 24 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerder treedt als raadsman op voor de dames A. en E., respectievelijk echtgenote en dochter van de directeur-grootaandeelhouder van S. Pensioning B.V. 1.2 In laatstgenoemde hoedanigheid heeft verweerder de advocaat van klager sub 2 bij faxbrief van 19 juli 2011 geschreven:
“Tot mij hebben zich Mevrouw A. en E. (red.) gewend, respectievelijk de vrouw en dochter van dga van S. Pensioning B.V. (red.), omdat zij door Uw cliënt op LinkedIn worden benaderd. Daar komt bij dat een van Uw cliënt afkomstige envelop zonder inhoud bij de familie S. (red.) werd bezorgd.
In het verleden heb ik Uw cliënt al moeten verzoeken om de familie S. (red.) niet lastig te vallen.
Gaarne verzoek ik U deze brief met Uw cliënt te bespreken en hem te wijzen op de mogelijke consequenties van zijn gedrag.”
1.3 Klager sub 2 heeft, mede namens klaagster sub 1, op 22 augustus 2011 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Klager sub 2 verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij door de verzending van zijn faxbrief van 19 juli 2011 aan zijn advocaat heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.
2.3 Ter toelichting op de klacht heeft klager sub 2 gesteld dat hij de inhoud van de brief van 19 juli 2011 bedreigend acht, omdat verweerder hem wil verbieden gebruik te maken van informatie betreffende zijn cliënt(en) op Internet en hij de advocaat van klager sub 2 verzoekt de inhoud van de faxbrief met hem te bespreken en de hem te wijzen op de mogelijke consequenties van zijn gedrag. Bovendien heeft verweerder ten onrechte gesteld dat hij klager sub 2 al eerder heeft moeten verzoeken de familie S. niet lastig te vallen. Klager sub 2 heeft de inhoud van de brief als zeer bedreigend ervaren.
3 BEOORDELING
3.1 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet kan worden vastgesteld dat klaagster sub 1 ter zake deze klacht rechtstreeks in haar belang is getroffen, zodat de klacht ten aanzien van haar kennelijk niet-ontvankelijk is.
3.2 Bij de beoordeling van de klacht dient voorop te staan dat slechts in uitzonderingsgevallen een (advocaat van de ) wederpartij met succes kan klager over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt. Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid om zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en zijn cliënt goeddunkt.
3.3 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat de onderstreping van het woord “consequenties” op de kopie van de litigieuze faxbrief niet van zijn hand is, zodat dit als vaststaand feit wordt aangenomen.
3.4 De inhoud van de faxbrief van 19 juli 2011 leidt niet tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft de faxbrief bovendien gericht aan de advocaat van klager sub 1 en hem verzocht de inhoud met zijn cliënt te bespreken. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder onjuiste bedoelingen had met de inhoud van de faxbrief noch dat deze brief feitelijke onjuistheden bevat, die verweerder had behoren te dan wel kunnen weten.
3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht ten aanzien van klager sub 2 kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht ten aanzien van klaagster sub 1 als kennelijk niet-ontvankelijk en ten aanzien van klager sub 2 als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 20 maart 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.