Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2657

Zaaknummer

12-41

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing.  Het aanschrijven van de wederpartij daags voordat deze met vakantie gaat en daarbij een termijn van 7 dagen stellen voor een reactie.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 april 2012

in de zaak 12-41

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

wonende te [plaats]

 

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Almelo van 12 maart 2012, door de raad ontvangen op 13 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster zat samen met haar echtgenoot in een mediationtraject. Dit traject had tot doel te komen tot een echtscheiding. Daarin was stagnatie opgetreden omdat partijen het nog niet eens konden worden over de verdeling van de echtelijke woning. Om de zaak weer in beweging te krijgen had de echtgenoot van klaagster zich tot verweerder gewend.

In dat kader heeft verweerder klaagster op 12 oktober 2011 een brief geschreven. In de laatste alinea van deze brief gaf verweerder aan dat hij graag binnen 7 dagen zou vernemen of klaagster de gesprekken met de mediator zou willen hervatten en of zij bereid was nader in overleg met verweerders cliënt te treden over de verdeling van de echtelijke woning. Verweerder sloot af met de volgende zin: “Mocht ik van u geen reactie ontvangen ga ik er vanuit dat u de gesprekken met de mediator niet wenst te hervatten en zal dat voor cliënt reden zijn om zelf de echtscheidingsprocedure op te starten.”

Deze brief werd door klaagster op 14 oktober 2011 ontvangen of althans gelezen. Van 16 tot en met 19 oktober 2011 had klaagster voor zichzelf en de kinderen een korte vakantie in Zeeland georganiseerd. Klaagster heeft per fax op 18 oktober 2011 uitstel gevraagd en de zaak is vervolgens weer in beweging gekomen op zodanige wijze dat verweerder daar verder geen bemoeienis meer mee behoefde te nemen.

KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat hij, klaagster direct voorafgaand aan een korte vakantie heeft aangeschreven en haar een onfatsoenlijk en onredelijk korte termijn – 7 dagen – heeft gegeven voor een reactie, haar daarbij onder druk heeft gezet en dusdoende haar vakantie heeft verpest.

 

BEOORDELING

De voorzitter acht de termijn van 7 dagen die verweerder in zijn brief van 12 oktober 2011 aan klaagster heeft gegeven om te reageren niet onredelijk kort en bovendien niet zo scherp gesteld dat verweerder op dat punt een tuchtrechtelijk verwijt treft. Het komt niet uit de verf dat verweerder van de plannen van klaagster om een korte vakantie te nemen met de kinderen weet heeft gehad. De brief van verweerder van 12 oktober was ook verder niet zo gesteld dat klaagster anderszins door hetgeen daarin stond vermeld, mede in het licht van de situatie waarin zij zich bevond, overvallen werd op een wijze waarvan verweerder zich had behoren te onthouden. Dat verweerder dan wel zijn kantoor “nauwe en goede persoonlijke banden onderhoudt” (of onderhield) met de cliënt van verweerder en zijn huidige vriendin en dat het zou gaan om een “nauwkeurig uitgerekende reactie termijn” en een verdraaiing van de werkelijke feiten op dat moment, wordt door verweerder ontkend en is verder niet komen vast te staan. Bij de keuze voor de reactietermijn had verweerder inderdaad aan zijn cliënt kunnen vragen of klaagster bereikbaar was of zou zijn en of ze bepaalde plannen had voor de herfstvakantie.  Het feit dat dat niet is gebeurd is, in deze zaak, ongelukkig gebleken maar levert geen tuchtrechtelijk verwijt op.

Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 4 april 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

En per gewone post aan

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo.