Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-10-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3381
Zaaknummer
B 233 - 2012
Inhoudsindicatie
Binnen proeftijd schuldig gemaakt aan handelen in strijd met artikel 46 Advocatenwet.
Inhoudsindicatie
Lastgeving van de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke schorsing voor de duur van een week.
Uitspraak
Beslissing van 8 oktober 2012
in de zaak B 233-2012
naar aanleiding van de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsingen ex artikel 48e Advocatenwet van:
A.
deken
tegen:
B.
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 22 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsingen ex artikel 48e Advocatenwet ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De vordering van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2012 in aanwezigheid van mr. X, lid van de raad van toezicht in het Arrondissement Breda. Verweerder is niet verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 22 augustus 2012 en de daarbij gevoegde stukken.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Bij beslissing van 15 maart 2010 (kenmerk B 268-2009) heeft de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Deze beslissing is op 6 september 2010 door het Hof van Discipline (zaaknummer 5770) bekrachtigd. De proeftijd is derhalve aangevangen op 6 september 2010.
2.2 Bij beslissing van 4 juni 2012 (kenmerk B 220-2011) heeft de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch aan verweerder een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaar. Deze beslissing is op 6 juli 2012 onherroepelijk geworden zodat de proeftijd is aangevangen op 6 juli 2012.
2.3 Bij brief d.d. 25 juni 2012, aangevuld bij brief d.d. 3 augustus 2012, heeft de deken van het arrondissement Breda een bezwaar ingediend bij de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch dat is behandeld ter zitting van 10 september 2012. Bij beslissing d.d. 8 oktober 2012 (kenmerk B 186-2012) heeft de raad het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van zes maanden.
3. VORDERING
3.1 Verweerder heeft zich voor het einde van de in de zaken B 268-2009 en B 220-2011 bepaalde proeftijd schuldig gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, op grond waarvan de raad alsnog tenuitvoerlegging dient te bevelen van de beide schorsingen van verweerder in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week, waarvan aanvankelijk werd bepaald dat die niet ten uitvoer zouden worden gelegd.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
5. BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat het door de raad bij beslissing d.d. 8 oktober 2012 (kenmerk B 186-2012) gegrond verklaarde dekenbezwaar onder meer betrekking heeft op gedragingen die hebben plaatsgevonden binnen de krachtens de beslissingen B 268-2009 en B 220-2011 geldende proeftijd.
5.2 Derhalve heeft verweerder zich binnen de vastgestelde proeftijd schuldig gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. De raad zal daarom overgaan tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de in de zaken B 268-2009 (bekrachtigd door het Hof van Discipline nr. 5770) en B 220-2011 aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing van de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week.
BESLISSING
De raad van discipline:
1 - gelast ingevolge het bepaalde in artikel 57a juncto 48e van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van de raad van 15 maart 2010 (zaaknummer B 268-2009), welke beslissing is bekrachtigd door het Hof van Discipline (zaaknummer 5770)bij beslissing van 6 september 2010, opgelegde voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week;
- bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op 22 oktober 2012;
- gelast ingevolge het bepaalde in artikel 48e van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van de raad van 4 juni 2012 (zaaknummer B 220-2011), welke beslissing op 6 juli 2012 onherroepelijk is geworden, opgelegde voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week;
- bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op 29 oktober 2012;
- gebiedt de openbaarmaking van deze schorsingen op de door de deken in het arrondissement Breda gebruikelijk toe te passen wijze.
Aldus gewezen door mrs. M.I.J. Hegeman (voorzitter), P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens, A.J. Sol (leden), bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2012
per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Breda
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.