Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3117

Zaaknummer

R. 3963/12.97

Inhoudsindicatie

Het tijdsverloop in de zaak is in casu niet van dien aard dat de handelswijze van verweerster als onvoldoende voortvarend moet worden aangemerkt.

Inhoudsindicatie

Voor het geval verweerster vanwege ziekte verstek moest laten gaan bij de zitting, leidt dit op zich niet tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 3 mei 2012, door de Raad ontvangen op 4 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich tot verweerster gewend als opvolgend advocaat voor de behartiging van haar belangen in haar echtscheidingsprocedure.

1.2 Bij brief van 6 mei 2011 heeft verweerster de door klaagster aan haar verstrekte opdracht bevestigd.

1.3 Uit de aanvraag mutatie toevoeging volgt dat klaagster van mening was dat haar vorige advocaat weinig voortvarendheid betrachtte.

1.4 Bij brief van 18 mei 2011 heeft verweerster zich tot de (voormalig) echtgenoot van klaagster gewend en namens klaagster voorstellen gedaan ten aanzien van de boedelscheiding.

1.5 Bij brief van 23 juni 2011 heeft verweerster klaagster geïnformeerd dat de door haar aangezochte boekhouder nog niet gereed was met de rapportage met betrekking tot de aangeleverde stukken aangaande de onderneming van de wederpartij. Voorts heeft verweerster klaagster medegedeeld dat zij in de periode van 27 juni tot en met 15 juli 2011 op vakantie zal zijn.

1.6 Verweerster heeft klaagster op 29 september 2011 een concept verzoekschrift voorlopige voorzieningen doen toekomen.

1.7 Bij brief van 17 oktober 2011 heeft verweerster klaagster geïnformeerd dat de behandeling ter zitting van de voorlopige voorzieningen zal plaatsvinden op 27 oktober 2011.

1.8 Verweerster heeft de Rechtbank bij faxbrief van 27 oktober 2011 om een aanhouding van de behandeling verzocht vanwege schikkingsonderhandelingen.

1.9 Op 4 november 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerster, klaagster, klaagsters (voormalig) echtgenoot en diens advocaat ten huize van klaagster.

1.10 Bij brief van 17 november 2011 heeft verweerster de tussen partijen gemaakte voorlopige afspraken aan de advocaat van de wederpartij bevestigd.

1.11 Bij e-mail bericht van 28 december 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij de behandeling van de zaak niet voortvarend c.q. nonchalant heeft aangepakt alsmede dat zij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de procedure op zich en de voortgang van de zaak. Klaagster heeft gesteld dat verweerster haar zou hebben voorgehouden dat zij haar op korte termijn van dienst kon zijn, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Zo zou verweerster haar boekhouder vragen naar de financiën van de vennootschap onder firma te kijken, maar daar gingen weken overheen. Met klaagsters opmerkingen en informatie heeft verweerster niets gedaan. Verweerster is zonder overleg een procedure begonnen. Voorts bleek verweerster niet op de hoogte van het feit dat klaagsters voormalig echtgenoot een advocaat had ingeschakeld. Verweerster heeft zich op de dag van de zitting ziek gemeld. Voorts kwam verweerster afspraken met klaagster om contact op te nemen met derden niet na, verzamelde ze niet de informatie waar klaagster haar op had gewezen en zond verweerster klaagster een concept processtuk, waarin zij op geen enkele wijze blijk gaf klaagsters opmerkingen te hebben meegenomen. Ten slotte verwijt klaagster verweerster dat zij heeft samengespannen met de wederpartij.

 

3 BEOORDELING

3.1 Niet kan worden vastgesteld dat verweerster klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd, nu uit de door verweerster overgelegde stukken volgt dat zij correspondentie aan de wederpartij en het verzoekschrift voorlopige voorzieningen eerst in concept heeft voorgelegd aan klaagster. Klaagster heeft gesteld dat verweerster zich op de dag van de zitting ziek heeft gemeld. Verweerster heeft zulks niet betwist. Verweerster heeft voorts gesteld dat zij op die dag om een aanhouding van de zitting heeft gevraagd vanwege het feit dat partijen in onderhandeling met elkaar waren. Voor het geval verweerster vanwege ziekte verstek moest laten gaan, leidt dit op zich niet tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerster heeft direct contact opgenomen met de rechtbank en een viergesprek gearrangeerd. Het tijdsverloop in de zaak is niet van dien aard dat de handelwijze van verweerster als onvoldoende voortvarend moet worden aangemerkt. Ook overigens kan niet worden vastgesteld op welke wijze klaagster, als gevolg van het handelen van verweerster, in haar belangen is geschaad. Ten slotte kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld het verwijt dat verweerster zou hebben samengespannen met de wederpartij.

3.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 31 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 31 mei 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.