Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2436
Zaaknummer
R. 3885/12.19
Inhoudsindicatie
Het bestaan van een affectieve relatie tussen een advocaat en zijn cliënt is als zodanig niet ongeoorloofd. Niet is komen vast te staan dat de affectieve relatie tussen verweerder en de echtgenote van klager zijn vrijheid en onafhankelijkheid in zijn functioneren als advocaat heeft beïnvloed. Dat verweerder niet eerder zijn excuses aan klager heeft aangeboden, kan gegeven de omstandigheden ook niet tot gegrondheid van klacht leiden. De klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard.
Uitspraak
De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam d.d. 11 januari 2012 met kenmerk R 11/12/37, door de Raad ontvangen op 12 januari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 De gemeente Breda heeft bij besluit van 1 september 2005 aan de Hogeschool te Breda een bouwvergunning verleend voor het uitbreiden en renoveren van de school.
1.2 Verweerder heeft namens een aantal belanghebbenden, onder wie klager en zijn echtgenote, beroep ingesteld bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen voornoemd besluit.
1.3 Verweerder heeft in die periode een sexuele relatie gehad met de echtgenote van klager.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij een sexuele relatie is aangegaan met zijn echtgenote in de periode dat hij de belangen behartigde van klager en zijn echtgenote. Klager is dan ook van mening dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels voor advocaten en zodanig dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Naar de mening van klager zijn de gedragingen van verweerder onverenigbaar met zijn functie als advocaat.
3 BEOORDELING
3.1 Vast staat dat sprake was van een advocaat-cliënt verhouding tussen verweerder enerzijds en klager en zijn echtgenote anderzijds. Dat er vervolgens, zoals verweerder stelt, niet of nauwelijks contact is geweest tussen hem en klager en zijn echtgenote over de zaak doet daar niet aan af. Voorts staat vast dat verweerder een affectieve relatie heeft gehad met de echtgenote van klager in de periode dat hij hun beider belangen behartigde.
3.2 De voorzitter dient te beoordelen of verweerder in zijn advocaat-cliënt relatie ten opzichte van klager is tekortgeschoten c.q. verwijtbaar heeft gehandeld door een relatie aan te gaan met klagers echtgenote, tevens zijn cliënte. In het algemeen vallen niet beroepsmatige gedragingen van advocaten niet onder de werking van het tuchtrecht. Privé-gedragingen van een advocaat worden alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, indien er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd. Het bestaan van een affectieve relatie tussen advocaat en cliënt is als zodanig niet ongeoorloofd is. Onvoldoende weersproken is de stelling van verweerder dat de contacten tussen hem en klagers echtgenote met name een privé karakter hadden. Verder is niet komen vast te staan dat de affectieve relatie tussen verweerder en de echtgenote van klager zijn vrijheid en onafhankelijkheid in zijn functioneren als advocaat heeft beïnvloed. Dat verweerder niet eerder zijn excuses aan klager heeft aangeboden, kan gegeven de omstandigheden ook niet tot gegrondheid van klacht leiden.
3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, als griffier op 27 januari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 30 januari 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.