Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3174

Zaaknummer

R. 3699/11.101

Inhoudsindicatie

Verzet. Geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 29 april 2011 met kenmerk R 10/11/67, door de raad ontvangen op 2 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 12 mei 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 mei 2011 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij e-mail van 27 mei 2011, door de raad ontvangen op 27 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klager d.d. 27 mei 2011.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    De zoon van klager en diens echtgenote hebben een dochter en zijn belast met het ouderlijk gezag over haar.

2.2    Tussen het kind (klagers kleindochter) en haar ouders bestaan problemen die haar ertoe hebben gebracht weg te lopen. Zij is toen bij de crisisopvang van Jeugdzorg terecht gekomen.

2.3    Op enig moment gaf het kind signalen dat zij voornemens was een tweede maal weg te lopen. Op advies van de officier van justitie heeft klager zich tot verweerster gewend teneinde de belangen van zijn kleindochter veilig te stellen.

2.4    Op 26 oktober 2010 heeft op het kantoor van verweerster een gesprek plaatsgevonden. Verweerster heeft daarbij aangegeven dat er geen juridische mogelijkheden waren.

2.5    Verweerster heeft over de situatie contact opgenomen met de officier van justitie en een medewerker van Jeugdzorg, die zij verschillende malen heeft gesproken.

2.6    Verweerster heeft klager van de gang van zaken op de hoogte gehouden.

2.7    Bij brief van 13 november 2010 heeft klager aan verweerster laten weten het niet eens te zijn met haar aanpak van de zaak.

2.8    Bij brief van 22 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij ernstig tekort is geschoten in de door haar verleende bijstand aan hem en zijn kleindochter. Voorts verwijt klager verweerster dat zij tijd heeft besteed om te onderzoeken of klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, terwijl duidelijk was dat hij daarvoor niet in aanmerking kwam.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, een herhaling van de eerdere argumenten in en de stelling dat klager van verweerster had begrepen dat hij zijn kleindochter mocht opvangen maar dat dat niet het geval is gebleken.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd. Zij bestrijdt gemotiveerd tekort te zijn geschoten in de door haar verleende bijstand. Hoewel klager vermoedelijk niet voor een toevoeging in aanmerking zou heeft zij die zekerheidshalve – om problemen achteraf te voorkomen – wel aangevraagd. Verweerster betwist te hebben gezegd dat klager en zijn echtgenote hun kleindochter zouden mogen opvangen.

 

5    BEOORDELING

5.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Dat verweerster aan klager te kennen heeft gegeven dat hij en zijn echtgenote hun kleindochter zouden mogen opvangen, is niet vast komen te staan. Door klager zijn in het verzet voor het overige geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en

herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de

plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

 

6    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

                       griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.