Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3890
Zaaknummer
R. 3659/11.61
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerder herhaald valsheid in geschrift en fraude heeft gepleegd bij het uitbrengen van twee declaraties. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat in de tuchtrechtelijke procedure geen plaats is voor feitenonderzoek met het oog op valsheid in geschrift en/of fraude daar dit slechts in een strafrechtelijke procedure zou kunnen. Klacht kennelijk ongegrond. In het verzet houdt de raad rekening met de nadere toelichting van klagers dat de klacht aldus moet worden gelezen dat verweerder gedragsregel 23 niet in acht heeft genomen. Op grond van de door verweerder ter zitting nader gegeven toelichting op de correcties in de urenoverzichten, die niet door klagers is betwist, oordeelt de raad dat niet is gebleken dat verweerder onzorgvuldig is geweest bij het opstellen van de aan klagers gezonden declaraties. Onder aanvulling van gronden wordt het verzet ongegrond verklaard.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 14 maart 2011, door de raad ontvangen op 15 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 13 april 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 13 april 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 26 april 2011, door de raad per fax op die datum ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verweerder heeft een pleitnota overgelegd.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.
2.2 Bij brief van 2 april 2010 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij herhaald valsheid in geschrifte en fraude heeft gepleegd bij het uitbrengen van declaraties in twee zaken.
3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klagers zijn van mening dat de plaatsvervangend voorzitter het feitenmateriaal niet nauwgezet heeft onderzocht en voorts dat de raad had behoren te oordelen dat verweerder zijn gehoudenheid tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden bij herhaling niet is nagekomen in twee dossiers.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 In het verzet hebben klagers hun klacht nader toegelicht en hebben zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de klacht, zoals deze is geformuleerd door de plaatsvervangend voorzitter aldus dient te worden gelezen dat verweerder gedragsregel 23 niet in acht heeft genomen. De raad houdt hiermee rekening bij de beoordeling van het verzet. De raad onderschrijft het uitgangspunt van de plaatsvervangend voorzitter dat de tuchtrechtelijke procedure zich niet leent voor de beoordeling van de vraag of verweerder valsheid in geschrift en/of fraude heeft gepleegd.
5.2 In de stukken heeft verweerder toegelicht waarom in de eerste aan klagers verstrekte urenoverzichten – die niet met de toezending van een declaratie gepaard gingen –op enkele punten een omschrijving of codering van werkzaamheden is gegeven die is gewijzigd in de urenoverzichten die als bijlagen bij de declaraties aan klagers zijn verstrekt. Volgens verweerder zijn in het kader van het opstellen van de declaraties de specificaties gecontroleerd en heeft dat geleid tot correctie respectievelijk tot het schrappen van geschreven tijd bij junioren.
Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat hij een methode van tijdschrijven hanteert, waarbij hij de verrichte werkzaamheid noteert en de secretaresse daaraan vervolgens de werkcode toevoegt. Ook zijn er volgens verweerder aantekeningen van de verrichte werkzaamheden in het dossier aanwezig.
Klager heeft de nadere toelichting van verweerder, die niet met stukken is onderbouwd, niet betwist. De raad gaat daarom uit van de feitelijke juistheid van het verweer.
5.3 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder onzorgvuldig is geweest bij het opstellen van de aan klagers verzonden declaraties. Het corrigeren van een aanvankelijk gemaakte fout in de urenregistratie zodat uiteindelijk een juiste declaratie wordt verzonden kan niet als verwijtbaar onzorgvuldig worden aangemerkt.
5.4 Het voorgaande brengt mee dat de raad, onder aanvulling van gronden, met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Het verzet is hierom ongegrond.
6. BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. J.W. Hengeveld, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.