Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2372
Zaaknummer
11-218Alk
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klager heeft de deken het verwijt gemaakt dat hij zijn klacht tegen een advocaat in zijn arrondissement niet-ontvankelijk heeft verklaard en geen (strafrechtelijke) maatregelen tegen hem heeft genomen. Verzet tegen beslissing plaatsvervangend voorzitter dat deze klacht kennelijk ongegrond is, wordt verworpen.
Uitspraak
Beslissing van 31 januari 2012
in de zaak 11-218Alk
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 juli 2011 op de klacht van:
De heer
klager
tegen:
de heer mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 6 juli 2011, door de raad ontvangen op 7 juli 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 21 juli 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 juli 2011 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 24 juli 2011, door de raad per fax op 25 juli 2011 en per post op 26 juli 2011 ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 30 november 2011 in aanwezigheid van klager. De deken heeft bij brief van 16 augustus 2011 aan de raad kenbaar gemaakt niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 24 juli 2011 met bijlagen;
- de brief van klager van 21 juli 2011, zijn aangifte tegen de deken van 22 november 2011 en zijn aanvullende mededeling van 25 november 2011.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, worden uitgegaan van de in de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter vastgesteld feiten.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij heeft nagelaten zorg te dragen voor schrapping van mr. F van het tableau, althans zelf een klacht tegen mr. F in te dienen dan wel aangifte tegen hem te doen. Volgens klager heeft verweerder hem voorts ten onrechte niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht tegen mr. F.
3.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de ongegrondverklaring van zijn klacht onrechtmatig, onfatsoenlijk en in strijd is met de Advocatenwet alsmede blijk geeft van vriendjespolitiek.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast.
4.2 De door klager aangevoerde verzetsgronden zijn (in het geheel) niet onderbouwd, noch in het verzetschrift noch tijdens de mondelinge behandeling van het verzet. Klager heeft enkel aan te geven te strijden voor het behoud van het katholieke geloof en tegen euthanasie als moord. Nu klager niet op een deugdelijk gemotiveerde wijze toelicht waarom de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter onrechtmatig, onfatsoenlijk en in strijd met de Advocatenwet is noch waarom deze beslissing blijkt geeft van vriendjespolitiek, kan het verzet reeds om die reden niet slagen.
4.3 De raad merkt ten overvloede op dat de niet onderbouwde opmerking in het verzetschrift over vriendjespolitiek, alsmede dat de (plaatsvervangend) voorzitter zou hebben beoogd “de ondeskundigheid cq. domheid” van de deken te verbergen in haar voorzittersbeslissing, krenkend zijn. De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad is een benoemde onafhankelijk rechter (EHRM 16 december 2008, 53025/99 Frankowicz v. Polen) waarmee haar onpartijdigheid in beginsel is gegeven. Klager heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom de (plaatsvervangend) voorzitter zijn klacht niet onpartijdig zou hebben beoordeeld.
4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is het verzet ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. J.M. van de Laar, mr. A.G. van Marwijk Kooy en mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.