Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2816

Zaaknummer

R. 3788/11.190

Inhoudsindicatie

Klacht over optreden van verweerster als advocaat van klagers wederpartij. Verwijt dat het briefpapier van verweerster niet de bankrekening van de Stichting Derdengelden vermeldt; voorts dat verweerster geen rekening en verantwoording aflegt van door klagers uit hoofde van een vonnis op de derdengeldrekening van verweerster betaald bedrag; nevenklachten.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op grond van artikel 6 lid 2 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit is vermelding van een rekeningnummer van de Stichting Derdengelden geen verplichting. Verweerster is niet gehouden jegens klagers om rekening en verantwoording af te leggen over betalingen die zij op de derdenrekening hebben gedaan. De vrees dat die betalingen niet op de juiste plaats terecht zijn gekomen is niet onderbouwd. Een teveel door klagers betaald bedrag is teruggestort naar hun advocaat. Deze klachten en nevenklachten kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 september 2011, door de raad ontvangen op 10 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 19 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht afgewezen, welke beslissing op 19 september 2011 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 1 oktober 2011, door de raad per fax ontvangen op 1 oktober 2011, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klagers. Verweerster heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klagers d.d. 1 oktober 2011, alsmede hun brief van 12 oktober 2011, houdende de gronden van het verzet.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan zoals de plaatsvervangend voorzitter die heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.1 Bij brief van 14 april 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerster dat zij:

a. op het briefpapier van haar kantoor niet het rekeningnummer van de Stichting Derdengelden vermeldt zoals artikel 3 lid 1 van de Boekhoudverordening voorschrijft;

b. geen enkel verzoek van klagers tot rekening en verantwoording heeft gehonoreerd en de vrees is ontstaan dat de betaalde gelden niet op de bestemde plaats zijn terechtgekomen;

c. het geld had moeten storneren, nu het exploot aan nietigheid lijdt;

d. niet reageert op klagers’ verzoek om toezending van het origineel van de faxbrief van 1 maart 2011 en dat onderaan deze brief een gescande handtekening is geplaatst.

3.1 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen verweerster gehandhaafd. Klagers betwisten de juistheid van het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld. 

5.2 Inhoudelijk heeft de behandeling van het verzet met betrekking tot de onderzochte klacht niet geleid tot andere beschouwingen en conclusies dan die vervat in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Met betrekking tot klachtonderdeel a merkt de raad nog op dat de stelling van klagers berust op onjuiste lezing van artikel 6, lid 2 van de Vafi. Voor zover klagers in het verzet feiten hebben aangevoerd die de plaatsvervangend voorzitter ten tijde van het nemen van de beslissing niet bekend waren, leiden die niet tot een ander oordeel. 

De raad verenigt zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter en maakt dat tot het zijne.

5.3 Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6. BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.