Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3180

Zaaknummer

R. 3975/12.109

Inhoudsindicatie

De tuchtrechter is niet bevoegd een oordeel te geven over declaratiegeschillen, tenzij sprake is van excessief declareren. Dit laatste kan niet worden vastgesteld. Klager heeft niet aannemelijk  gemaakt dat verweerster het eerste gesprek niet in rekening zou brengen.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 31 mei 2012, door de Raad ontvangen op 1 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 De echtgenote van klager heeft in oktober 2011 een telefonisch onderhoud met verweerster gehad en een afspraak gemaakt voor een bespreking over scheidingsbemiddeling op 4 november 2011.

1.2 Klager en zijn echtgenote zijn op 4 november 2011 voor een eerste bespreking bij verweerster geweest.

1.3 Bij brief van 11 november 2011 heeft verweerster hetgeen op 4 november 2011 is besproken bevestigd aan klager en zijn echtgenote.

1.4 Medio december 2011 heeft de echtgenote van klager verweerster laten weten dat klager de bemiddeling niet wenste voort te zetten.

1.5 Verweerster heeft op 5 december 2011 de declaratie voor de door haar verrichte werkzaamheden aan partijen doen toekomen. Deze declaratie is op 12 december 2011 geheel voldaan.

1.6 Klager heeft bij e-mail berichten van 23 december 2011 en 5 januari 2012 verweerster bericht niet tevreden te zijn over de door haar verrichte werkzaamheden.

1.7 Verweerster heeft hierop gereageerd bij e-mail bericht van 6 januari 2012.

1.8 Bij e-mail berichten van 29 februari 2012 en 3 maart 2012 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. niet op voorhand aan klager en zijn echtgenote aan de orde heeft gesteld dat er kosten aan de bespreking van 4 november 2011 verbonden zouden zijn. Klager verkeerde in de veronderstelling dat het een oriënterend gesprek betrof;

b. een buitensporig hoog bedrag heeft gedeclareerd, te weten een bedrag van € 988,00 inclusief BTW, voor werkzaamheden die drie uur in beslag hebben genomen;

c. het gedeclareerde bedrag staat niet in verhouding tot de door verweerster verleende diensten. Ten eerste is het verslag van de bespreking van 4 november onvolledig. Ten tweede is verweerster tekort geschoten in de uitleg over de mogelijkheden de huidige woning te behouden, nu zij hiervoor heeft verwezen naar een financiële dienstverlener. Ten derde heeft verweerster de vraag over een inschatting van de alimentatiekosten doorgeschoven naar een volgende (betaalde) bijeenkomst. Bij een andere mediator heeft klager binnen 20 minuten telefonisch antwoord op zijn vragen.

 

3 BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de tuchtrechter niet bevoegd is een oordeel te geven over declaratiegeschillen, tenzij sprake is van excessief declareren. 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij in oktober 2011 tijdens een telefoongesprek met de echtgenote van klager de opdracht heeft aanvaard om als mediator op te treden. In dat telefoongesprek heeft verweerster haar uurtarief aan de echtgenote van klager medegedeeld. Voorts heeft verweerster het door haar te hanteren uurtarief bevestigd in de brief van 11 november 2011 aan klager en zijn echtgenote, zodat de stelling van klager omtrent een oriënterend gesprek niet aannemelijk is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Uit de stukken volgt dat verweerster niet een bedrag van € 988,00 inclusief BTW in rekening heeft gebracht, maar een bedrag van € 888,03 inclusief BTW. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de bespreking van 4 november 2011 ruim twee uur heeft geduurd. Voorts heeft verweerster bij brief van 11 november 2011 een verslag aan klager en zijn echtgenote doen toekomen van deze bespreking, een toelichting op de gevolgen van de echtscheiding alsmede een concept ouderschapsplan. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster ter zake de door verrichte werkzaamheden een excessieve declaratie heeft verzonden.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4 Verweerster heeft niet betwist dat een aantal besproken zaken niet in het verslag terug zijn te vinden. Verweerster heeft in dat kader terecht gesteld dat het vrijwel onmogelijk is om een gesprek van ruim twee uur naar ieders tevredenheid samen te vatten. Dat klagers verwachtingen over advies met betrekking tot de echtelijke woning hoger waren dan verweerster kennelijk kon waarmaken, kan haar tuchtrechtelijk niet worden verweten. Voor het eventueel vaststellen van alimentatie kon verweerster pas een inschatting geven na bestudering van de financiële stukken. Dit laatste is ook in overeenstemming met de zorgvuldigheid die een advocaat/mediator in dat kader aan de dag dient te leggen.

3.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 25 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.