Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3909

Zaaknummer

R. 3934/12.68

Inhoudsindicatie

Het verzet richt zich tegen door de verweerster in haar verweerschriften opgenomen vermeende onwaarheden en irrelevante zaken, alsmede het schenden van de geheimhoudingsplicht die uit de mediationovereenkomst voortvloeit.

Inhoudsindicatie

De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter.

Inhoudsindicatie

Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 6 maart 2012, door de raad ontvangen op 7 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 2 april 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 april 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 13 april 2012 door de raad ontvangen op 16 april 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 augustus 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klager d.d. 13 april 2012.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    Verweerster behartigt de belangen van de voormalig echtgenote van klager in de echtscheidingsprocedure en aanverwante procedures.

2.2    Op 1 september 2011 heeft verweerster twee verweerschriften ingediend bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage ter zake een procedure omtrent de partneralimentatie en kinderbijdrage.

2.3    Voor zover in deze relevant heeft verweerster in voornoemde verweerschriften namens haar cliënte gesteld:

“….

Beide acties van de man vonden plaats tijdens de mediation van partijen bij drs K. (red.) hetgeen niet alleen in strijd is met de tussen partijen gemaakte afspraken in de mediationovereenkomst maar wat de vrouw betreft treffend laat zien dat de man nimmer de intentie heeft gehad om werkelijk te proberen om in het belang van de kinderen de communicatie met haar te verbeteren. De man blijft in de lopende en nieuwe procedures volharden in veelal uitgekauwde argumenten en houdt daarmee een juridische strijd gaande.

Tot slot heeft de man in juni 2011 tevens bij de Orde van Advocaten te Dordrecht een klacht tegen de advocaat van de vrouw (verweerster red.) ingediend omdat zij ten onrechte zou hebben meegewerkt aan incassomaatregelen tegen de man in de periode april 2010 tot oktober 2010 terwijl zij volgens de man wist of kon weten dat er een executoriale titel aan de alimentatie-overeenkomst ontbrak en zich van executie-activiteiten had moeten onthouden. De advocaat van de vrouw heeft zich inmiddels schriftelijk tegen deze (onterechte) klacht verweerd. De vrouw beschouwt deze klacht tegen haar advocaat als een poging van de man om er voor te zorgen dat verweerster (red.) haar werkzaamheden staakt zodat er een nieuwe advocaat in beeld komt. Een advocaat die alsdan niet vanaf meet af aan bij de dossiers betrokken is geweest en daarmee bepaalde feitenkennis mist waardoor de vrouw per saldo in haar verdediging kan worden geschaad.”

2.4    Bij brief van 16 september 2011 heeft klager onderhavige klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht. Bij brief van 19 juni 2011 had klager al een eerste klacht tegen verweerster ingediend.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a.    in haar verweerschriften een stortvloed van onwaarheden en irrelevante zaken heeft aangevoerd;

b.    in strijd handelt met de geheimhoudingsplicht die uit een mediation-overeenkomst voortvloeit door in haar beide verweerschriften inhoudelijke informatie aan te voeren over het verloop van de mediation tussen klager en zijn voormalige echtgenote. Voorts verwijt klager verweerster dat zij het Gerechtshof haar persoonlijke mening zou hebben gegeven dat het aan klager te wijten zou zijn dat de mediation is mislukt;

c.    zich op respectloze en neerbuigende wijze in de twee verweerschriften bij het Gerechtshof heeft uitgelaten over de klachtenprocedure bij de Orde van Advocaten.

3.3    De gronden van het verzet zijn een herhaling van het in het dekenonderzoek gestelde.

 

4.    BEOORDELING

4.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klaagster in het verzet heeft  aangevoerd is slechts een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.

4.2    Het verzet is ongegrond.

 

5    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2012.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.