Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3585
Zaaknummer
6153
Inhoudsindicatie
Verwijt zich onnodig grievend jegens een confrere te hebben geuit en onwelwillend te hebben gedragen. Ongegrond. Wederzijds moeilijke verhoudingen.
Uitspraak
Beslissing van 9 juli 2012
in de zaak 6153
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 15 juni 2011, onder nummer 10-372 U, aan partijen toegezonden op 15 juni 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster de klachtonderdelen a en d ongegrond zijn verklaard, klachtonderdeel b niet ontvankelijk is verklaard en klachtonderdeel c gegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 juli 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- de brief van verweerster aan het hof van 1 mei 2012;
- de brief van klager aan het hof van 11 mei 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 mei 2012, waar verweerster is verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
a. zich stelselmatig onnodig grievend te hebben uitgelaten over klager;
b. onjuiste informatie te vermelden op de website van het kantoor waar verweerster deel van uitmaakt;
c. te weigeren mee te werken aan uitstel voor de indiening van een processtuk terwijl de moeder van klager in die periode overleed; en
d. klager en zijn advocaat nauwelijks te dagvaarden en daarbij klager en zijn advocaat als getuigen aan te kondigen zonder overleg met de deken.
4 FEITEN
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 juni 2011, gewezen onder nummer 10-372 U, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Aldus beslist op 14 mei 2012 door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, J.P. Balkema, C.M. Pannekoek-Dubois en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2012.