Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2448
Zaaknummer
R. 3751/11.153
Inhoudsindicatie
Klacht dat de advocaat in strijd met de opdracht van klager geen cassatie heeft ingesteld, de behandeling van de cassatie aan een kantoorgenoot heeft overgelaten en zich schuldig heeft gemaakt aan behartiging van een tegenstrijdig belang. De advocaat heeft gehandeld binnen de beleidsvrijheid die een advocaat toekomt. Zowel voor aanvang van de opdracht als na aanvaarding daarvan heeft de advocaat duidelijk en schriftelijk gecommuniceerd over de aanpak en over hetgeen klager al dan niet mocht verwachten. Gewezen is op de mogelijkheid van een second opinion. Het stond de advocaat vrij bij de behandeling van de zaak van de expertise van een kantoorgenoot gebruik te maken. Behartiging van een tegenstrijdig belang niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond en voor zover gericht tegen de kantoorgenoot van de advocaat kennelijk niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij faxbrief van 16 maart 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 5 augustus 2011.
1.2 Bij beslissing van 19 augustus 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klachtonderdelen a t/m c als kennelijk ongegrond afgewezen en klachtonderdeel d als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 23 augustus 2011.
1.3 Bij brief van 31 augustus 2011, welke op die datum per fax bij de Raad is ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen voormelde beslissing.
1.4 Bij brieven van 27 november 2011 en 29 november 2011 heeft klager stukken aan de Raad toegezonden.
1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 december 2011, alwaar klager, vergezeld van zijn echtgenote en van zijn gemachtigde, alsmede verweerder zijn verschenen. De gemachtigde van klager en verweerder hebben pleitaantekeningen overgelegd.
2. FEITEN
2.1 Tegen de vaststelling van de feiten in de bestreden beslissing is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
3.1 Klager verwijt verweerder dat:
a. hij in weerwil van een door klager aan verweerder verstrekte opdracht om cassatie in te stellen tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 december 2010 zonder overleg met klager de zaak heeft overgedragen aan zijn kantoorgenoot mr. B., die geweigerd heeft voor klager cassatie in te stellen;
b. hij op onjuiste gronden heeft geweigerd cassatie voor klager in te stellen;
c. hij zich schuldig heeft gemaakt aan een tegenstrijdig belang, omdat hij voor dezelfde verzekeringsmaatschappij is opgetreden als klagers wederpartij in de procedure waarin klager cassatie had willen instellen;
d. de kantoorgenote van verweerder in strijd met haar geheimhoudingsplicht bij brief van 4 april 2011 aan mr. K. (red.) heeft bericht dat zij al een negatief cassatieadvies aan klager heeft uitgebracht.
3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerder gehandhaafd. Klager heeft zijn verzet ampel toegelicht, op welke toelichting de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 De Raad verenigt zich met de uitgangspunten voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter deze onder nummers 4.1, 4.2 en 4.3 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
Klachtonderdelen a en b
4.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen a en b van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De Raad voegt daaraan toe dat verweerder zowel voor aanvang van de opdracht als na aanvaarding daarvan duidelijk en schriftelijk met klager heeft gecommuniceerd over zijn aanpak en over hetgeen klager al dan niet mocht verwachten. Daardoor was het klager vooraf bekend dat verweerder zou kunnen besluiten geen cassatie voor klager in te stellen.
De Raad verenigt zich met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter ten aanzien van de klachtonderdelen a en b en maakt die tot de zijne.
Klachtonderdeel c
4.3 Ter zitting is gebleken dat klager met dit klachtonderdeel niet heeft bedoeld om verweerder te verwijten dat hij op enig moment ook voor de verzekeringsmaatschappij is opgetreden, maar dat klager van mening is dat verweerder dan wel zijn kantoorgenoot het standpunt van de verzekeringsmaatschappij heeft omarmd.
De Raad merkt op dat klager in zijn repliek van 2 mei 2011 het verwijt heeft geuit zoals het onder klachtonderdeel c is geformuleerd.
Wat hiervan verder zij, met de plaatsvervangend voorzitter is de Raad van oordeel dat van het behartigen van een tegenstrijdig belang door verweerder in het geheel niet is gebleken.
Klachtonderdeel d
4.4 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van dit klachtonderdeel dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De Raad verenigt zich met diens oordeel en maakt dat tot het zijne.
4.5 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.
5. BESLISSING
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. J.A. van Keulen, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2012.
griffier voorzitter