Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3167
Zaaknummer
R. 3572/10.202
Inhoudsindicatie
Het bewijsaanbod van klagers is door de raad gepasseerd vanwege het feit dat dit tardief is ingesteld. De stelling dat verweerder de raad ten tijde van een zitting onjuist heeft geinformeerd, is evenmin komen vast te staan. Het verzet is ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 25 november 2010 met kenmerk R 10/11/17, door de raad ontvangen op 30 november 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 10 december 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 december 2010 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij faxbrief van 26 december 2010 door de raad ontvangen op 26 december 2010, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 31 oktober 2011 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
1.6 Bij tussenbeslissing van 7 november 2011 heeft de raad bepaald dat de behandeling van het verzet zal worden heropend en worden voortgezet op een nader te bepalen datum.
1.7 De voortgezette behandeling heeft plaatsgevonden op 21 mei 2012. Ter zitting zijn klagers verschenen. Verweerder is, met schriftelijke vooraankondiging, niet verschenen. Klager sub 2 heeft pleitnotities overgelegd.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klagers hebben bij brieven van 4 en 9 mei 2010 een klacht tegen verweerder ingediend in zijn toenmalige hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
2.3 Bij voorzittersbeslissing van 10 december 2009 is deze klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
2.4 Bij faxbrief van 26 december 2010 hebben klagers verzet tegen deze beslissing ingesteld.
2.5 Het verzet is door de Raad behandeld ter zitting van 31 oktober 2011 in aanwezigheid van klagers en verweerder behandeld en op 21 mei 2010 in aanwezigheid van klagers.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij zich onbetamelijk heeft gedragen door op de zitting van 3 mei 2010 de Raad van Discipline wijs te maken respectievelijk op de mouw te spelden dat klager sub 2 als fiscaal jurist de fiscaliteit rond een Zwitserse nummerrekening (van derden) had kunnen regelen vanwege goede contacten sinds 2007 als klokkenluider bij het Ministerie van Financiën. Klagers zijn van mening dat verweerder de Raad ter zitting van 3 mei 2010 ernstig heeft misleid over de fiscaliteit en mogelijkheden van erfgenamen die tekeningsbevoegdheid weigeren op de fiscale escapades van hun ouders. Verweerder heeft door zijn stelling wederom de Edelweiss estate planning en defiscaliseer keten verlengd en verdedigd en heeft zich als advocaat onbetamelijk gedragen.
3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaren gehandhaafd. Zij zijn van mening dat verweerder tijdens de zitting van 3 mei 2010 de Raad heeft “belazerd” door te stellen dat klager sub 2 vanwege zijn goede contacten met het Ministerie van Financiën kon inkeren voor de zwarte spaarjaren van de vader van klaagster sub 1 inzake de Zwitserse nummerrekening. Verweerder heeft willens en wetens het wettelijk tuchtrecht onmiddellijk gefrustreerd door mr. S. niet te laten verklaren dat zij op de hoogte was van de Zwitserse nummerrekening.
4 BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 Ter zitting van 31 oktober 2011 hebben klagers, met het oog op het bewijs van de beweerdelijke uitlating van verweerder, de raad verzocht te bepalen dat als getuigen zullen worden gehoord de leden van de raad die zitting hebben gehad op 3 mei 2010.
4.2 De voorzitter van de raad heeft ter zitting meegedeeld dat de raad daarover een beslissing zal nemen.
4.3 De raad passeert het bewijsaanbod van klagers nu dit tardief is gedaan. Uit de stukken volgt dat klager sub 2 eerst op de behandeling ter zitting van 31 oktober 2011 het betreffende bewijsaanbod heeft gedaan, en dit is tardief analoog aan artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.4 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet komen vast te staan dat verweerder de raad apert onjuist heeft geïnformeerd.
4.5 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
5 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, mr. G.J. Schipper, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.