Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2549
Zaaknummer
12-050H
Inhoudsindicatie
voorzittersbeslissing
Uitspraak
Beslissing van 20 maart 2012
in de zaak 12-050H
naar aanleiding van de klacht van:
De heer en mevrouw
klagers
tegen:
De heer mr.
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 21 februari 2012 met kenmerk td/md/351, door de raad ontvangen op 23 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
Verweerder heeft klagers eind 2002 bijgestaan bij verhaal van schade als gevolg van het omwaaien eind 2002 van een treurwilg op de schuur in de tuin van de huurwoning van klagers.
Bij brieven van onder meer 28 februari 2003 en (laatstelijk) 11 augustus 2006 heeft verweerder twijfels geuit over de haalbaarheid van de zaak. Omdat klagers niet meer reageerden, heeft verweerder, zoals aangekondigd in de brief van 11 augustus 2006, het dossier nadien gesloten.
Medio 2007 heeft de opvolgend advocaat een deel van het dossier opgevraagd. Namens klagers heeft de opvolgend advocaat op 8 april 2009 een dagvaarding laten uitbrengen.
Bij vonnis van 22 december 2009 heeft de kantonrechter te Amsterdam de vorderingen van klagers afgewezen op grond van rechtsverwerking. Bij arrest van 18 januari 2011 heeft het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Hoewel de verjaring tijdig was gestuit is overwogen, dat verhuurder onredelijk in haar positie was benadeeld, omdat tussen de datum van het voorval en het onderbouwen van de aansprakelijkstelling intussen 7 jaar was verstreken.
KLACHT
De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, doordat hij nalatig is geweest bij het verhalen van de schade.
BEOORDELING
Primair heeft verweerder er zich op beroepen dat klagers niet ontvankelijk zijn in hun klacht, nu tussen zijn gewraakte gedraging en het indienen van onderhavige klacht 5 jaar is verstreken. Omdat klagers eerst na kennisneming van het arrest van 18 januari 2011 het noodzakelijk inzicht hebben gekregen in het handelen van verweerder en verweerder gelet op zijn inhoudelijk verweer door tijdsverloop niet in zijn verdediging is geschaad, zijn klagers ontvankelijk in hun klacht.
Klagers verwijten verweerder nalatigheid bij de behandeling van hun zaak. Zo heeft hij hun verhuurder niet aansprakelijk gesteld voor de schade.
Bij de beoordeling van deze klacht staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor kunnen worden geschaad. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordeelden.
De gedragingen van verweerder zijn, gemeten naar deze maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Uit de stukken blijkt dat verweerder klagers heeft voorgehouden eerst een idee te krijgen of er schade was geleden. Met het rapport van Zuid-Nederlands Expertisebureau B.V. uit 2004 waren klagers het niet eens. Op basis van dit rapport is dan ook in overleg met klagers geen aansprakelijkstelling door verweerder verzonden. Een tweede expert heeft pas halverwege 2005 gerapporteerd. Verweerder heeft na ontvangst van dat rapport zijn twijfels geuit of de verhuurder wel aansprakelijk was voor de schade, gelet op de vraag wie onderhoudsplichtig was voor de omgevallen boom.
Verweerder heeft op deugdelijke (schriftelijke) wijze aangegeven die twijfels te hebben, laatstelijk bij aangetekende brief van 11 augustus 2006. In deze brief heeft verweerder uitgebreid en gemotiveerd aangegeven waarom hij van mening is dat het lastig is om de schade op de verhuurder te verhalen. Aan het slot van de brief heeft hij aangekondigd over te gaan tot sluiting van het dossier indien klagers niet binnen 14 dagen zouden reageren. Een reactie van de zijde van klagers is uitgebleven, waarna verweerder het dossier heeft gesloten De rechtsbijstandsverzekeraar van klagers is van het sluiten van het dossier op de hoogte gesteld. Verweerder heeft aldus op een juiste wijze zijn verantwoordelijkheid genomen. Het is immers ook een taak van de advocaat zijn cliënt(en) te behoeden voor een weinig kansrijke procedure. Daarbij is niet gebleken dat de belangen van klagers toentertijd zijn geschaad.
Klagers hebben zich vervolgens tot een opvolgend advocaat gewend, die eerst op 8 april 2009 een dagvaarding heeft laten uitbrengen. Die omstandigheid valt verweerder niet te verwijten.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de klacht kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, als griffier op 20 maart 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klagers
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.