Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3502

Zaaknummer

12-185A

Inhoudsindicatie

Art. 60d lid 3 Advocatenwet. Vaststelling kosten rapporteur na onderzoek ingevolge art. 60c Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 14 november 2012

in de zaak 12–185A

ingevolge art. 60d lid 3 advocatenwet, naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet met voormeld kenmerk, ingediend door :

 

Deken

verzoeker,

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam  

verweerder.

1 FEITEN:

1.1 Bij beslissing van 18 juli 2012 heeft de voorzitter van de raad van discipline het door de deken op 12 juni 2012 ingediende verzoek ex artikel 60 c, lid 1 Advocatenwet toegewezen. Daarbij werd mr. F.T. P., advocaat te Amsterdam, aangesteld als rapporteur met bepaling dat de rapporteur zich binnen vier weken na genoemde beslissing een oordeel dient te vormen over de in overweging 4.2 van de voornoemde beslissing genoemde punten. Tevens heeft de voorzitter van de raad van discipline bepaald dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste € 250,-- per uur (exclusief BTW) met een maximumbedrag van € 2.500,--. Voorts is bepaald dat deze vergoeding ten laste van verweerder komt op grond van artikel 60 d, lid 4 Advocatenwet, en diende verweerder op grond van artikel 60 d, lid 2 Advocatenwet, € 2.500,-- te storten op een door de rapporteur aan te wijzen rekening.

1.2 De rapporteur heeft de praktijk bezocht op 31 juli en 9 augustus 2012, resulterend in een rapportage in de zin van artikel 60 g, lid 1 Advocatenwet d.d. 11 augustus 2012. Op 2 oktober 2012 heeft nogmaals een gesprek plaatsgevonden waarbij de rapportage is besproken met verweerder, waarvan de rapporteur aanvullend verslag heeft gedaan.

1.3 De rapporteur heeft tot en met 12 augustus 2012 gedurende 14,83 uren werkzaamheden verricht, waarbij hij afstand heeft gedaan van vergoeding wegens zijn aanwezigheid en de gegeven toelichting op de rapportage ter zitting van de raad. Tegen het uurtarief van € 250,-- bedraagt zijn honorarium aldus € 3.707,50 exclusief BTW.

1.4 Ter zitting van de raad van 8 oktober 2012 hebben de deken en verweerder debat gevoerd waarvan verslag is gedaan in het proces-verbaal. De deken heeft te kennen gegeven dat hij (op dat moment) geen aanleiding ziet tot nadere verzoeken die de positie van verweerder betreffen. De raad trekt de conclusie dat thans alleen nog dient te worden besloten over de kosten.

1.5 De raad zal met het oog op de bij de beslissing van 18 juli 2012 vastgestelde maximale vergoeding aan mr. P. een honorarium toekennen van      € 2.500,-- exclusief BTW (€ 3.025 inclusief BTW). De voorzitter is van oordeel dat de hiervoor genoemde kosten van de werkzaamheden van de rapporteur redelijk zijn en aan hem dienen te worden vergoed terwijl de raad verweerder tenslotte in staat acht de voornoemde vergoeding te dragen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- stelt het mr. P., advocaat te Amsterdam, toekomende honorarium vast op € 2.500,-- exclusief BTW;

- bepaalt dat dit bedrag ten laste van verweerder komt.

Aldus gewezen door mr.H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, R. Lonterman, A.G. van Marwijk Kooy, M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de rapporteur

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam         

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.