Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2397
Zaaknummer
R. 3515/10.145
Inhoudsindicatie
Klager behartigt als gemachtigde de belangen van een cliënt in een arbeidsgeschil. Verweerder behartigt de belangen van de werkgever. Verweerder heeft een brief aan klager, waarin hij het standpunt van klagers cliënte bestreed, aan klager gezonden met rechtstreekse verzending van een kopie aan klagers cliënte.
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerder in de brief grievende uitspraken jegens klager heeft gedaan en dat hij aan klagers cliënte een kopie van die brief heeft gestuurd; voorts dat verweerder in de brief op onrechtmatige wijze heeft getracht klagers cliënte te manipuleren en op het verkeerde been te zetten.
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft klager zijn excuus gemaakt over een bepaalde opmerking in de brief. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 26 mei 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 6 september 2010.
1.2 Bij beslissing van 17 september 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 20 september 2010.
1.3 Bij brief van 27 september 2010, bij de Raad ontvangen op 29 september 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.
1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 november 2011, alwaar klager en verweerder zijn verschenen.
2. FEITEN
2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
3.1 Klager verwijt verweerder dat hij:
a. in zijn brief van 22 april 2010 grievende uitspraken jegens klager heeft gedaan;
b. aan mevrouw A een kopie van voornoemde brief heeft gestuurd en daarbij heeft aangetekend: “kopie van deze brief stuur ik naar mevrouw A. (red.) zodat zeker is dat zij deze ontvangt”;
c. in voornoemde brief op onrechtmatige wijze heeft getracht mevrouw A. te manipuleren en op het verkeerde been te zetten.
3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager is van mening dat de plaatsvervangend voorzitter de onderdelen van de klacht niet juist heeft weergegeven. Klager voegt aan zijn bezwaar toe dat verweerder de brief van 22 april 2010 als bijlage bij een verweerschrift aan de rechtbank heeft overgelegd.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 Ter zitting is klager in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op zijn bezwaar dat de plaatsvervangend voorzitter de onderdelen van de klacht niet juist heeft weergegeven. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan gesteld dat zijn klacht naar zijn mening niet duidelijk in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is weergegeven. Klager bleef verder bij hetgeen hij schriftelijk had aangevoerd.
4.2 Gelet op het dossier is de Raad van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht volledig en duidelijk heeft weergegeven.
Niet gebleken is dat de plaatsvervangend voorzitter enig onderdeel van de klacht niet heeft vermeld of beoordeeld.
4.3 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klachtonderdelen a en b, zoals de voorzitter dit heeft weergegeven in nummer 4.1 van de bestreden beslissing.
4.4 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.
De Raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. De Raad houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat verweerder zijn terechte excuses aan klager heeft aangeboden.
4.5 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.
5. BESLISSING
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2012.
griffier voorzitter