Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2834

Zaaknummer

R. 3916/12.50

Inhoudsindicatie

De door verweerder - in zijn hoedanigheid van deken - genoemde beslissingen ex artikel 13 Advocatenwet staan ter beoordeling van het Hof van Discipline. De klacht wordt dan ook op dit punt niet-ontvankelijk verklaard.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De stukken bieden geen enkel aanknopingspunt, waaruit kan blijken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig heeft misdragen, dat daardoor het vertrouwen van derden in de rechtshulp door de deken of het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen wordt geschaad. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht d.d. 14 februari 2012, door de Raad ontvangen op 15 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Bij e-mail berichten van 25 maart en 5 april 2011 heeft klager verweerder verzocht om hem een advocaat toe te wijzen op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 Bij brieven van 13 en 21 april 2011 heeft verweerder het verzoek tot aanwijzing van een advocaat gemotiveerd afgewezen.

1.3 Klager heeft tegen de afwijzende beslissingen van verweerder beklag ingediend bij het Hof van Discipline.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij:

a. heeft geweigerd klager een advocaat toe te wijzen om namens klager cassatie in te stellen tegen een arrest betreffende een alimentatiekwestie;

b. ook als advocaat niet in het belang van de rechtzoekende burger handelt, nu hij willens en wetens een indientermijn heeft laten verlopen.

 

3 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken de bevoegdheid om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen. De deken dient een dergelijk verzoek te toetsen aan het gestelde in voornoemd artikel. Het staat ter beoordeling van het Hof van Discipline of de beslissingen van verweerder juist waren. Voor zover de klacht betrekking heeft op de beslissingen van verweerder ex artikel 13 Advocatenwet is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. Derhalve dient terughoudendheid  te worden betracht bij de beoordeling van dit klachtonderdeel. De stukken bieden geen enkel aanknopingspunt, waaruit kan blijken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig heeft misdragen, dat daardoor het vertrouwen van derden in de rechtshulp door de deken of het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen wordt geschaad. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

 

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 23 februari 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 februari 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.