Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3603
Zaaknummer
6239
Zaaknummer
6273
Inhoudsindicatie
Verzoek tot wraking van de plaatsvervangend voorzitter van het hof ongegrond. Het honoreren van een uitstelverzoek van wederpartij leidt niet tot schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
Uitspraak
Beslissing van 17 juli 2012
in de zaak 6239 en 6273
naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:
verzoekers
tegen:
mr. W.H.B. den Hartog Jager
plaatsvervangend voorzitter van
het Hof van Discipline
gewraakte
1 DE PROCEDURE
1.1 Bij beslissing van 14 november 2011 heeft de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad), onder nummer 10-160 en 11-36, aan partijen toegezonden op 14 november 2011, van een klacht van verzoeker sub 1 tegen mr. X. klachtonderdeel c ongegrond verklaard, en voorts verklaard dat verweerder bij de behandeling van klachtonderdelen a en b zich niet kan beroepen op het nemoteneturbeginsel. De raad heeft de behandeling van de klacht ter afdoening terug verwezen naar de Deken van de Orde van Advocaten te Zwolle-Lelystad , met inachtneming van de beslissing van de raad.
1.2 Bij beslissing van 14 november 2011 heeft de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad), onder nummer 10-125, aan partijen toegezonden op 14 november 2011, een klacht van verzoekers tegen mr. X. ongegrond verklaard.
1.3 Tegen de onder 1.1 genoemde beslissing is verzoeker sub 1 in hoger beroep gekomen bij het Hof van Discipline (verder: het hof) en tegen de onder 1.2 genoemde beslissingen van de raad zijn verzoekers in hoger beroep gekomen bij het hof. De zaken zullen behandeld worden ter zitting van het hof van 20 augustus 2012 door mr. W.H.B. den Hartog Jager (verder: de voorzitter), en mrs. A. Beker, A.D.R.M. Boumans, G.J. Visser en G.J.L.F. Schakenraad (verder: de leden).
1.4 Per brief van 25 juni 2012 hebben verzoekers de voorzitter gewraakt.
1.5 Het hof heeft het wrakingverzoek behandeld in zijn zitting van 13 juli 2012, waar verzoeker sub 1, in de hiervoor onder 1.2 genoemde zaak mede namens verzoekster sub 2, is verschenen. De voorzitter heeft bij email van 2 juli 2012 laten weten niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.
1.6 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.
2 BEOORDELING
2.1 De behandeling van het door verzoekers ingestelde hoger beroep in de onder 1.1 en 1.2 genoemde zaken, was oorspronkelijk gepland op 6 juli 2012, althans bij brief van 29 maart 2012 is aan verzoekers meegedeeld dat de zaak naar alle waarschijnlijkheid op die datum behandeld zou worden. In deze brief is onder meer vermeld: “Indien reeds thans bekend is dat u op voormelde datum niet ter zitting aanwezig kunt zijn, wordt u verzocht dat binnen enkele dagen mede te delen, zodat een nieuwe datum kan worden vastgesteld. (…) Bij gebreke van een dergelijk bericht binnen enkele dagen, wordt er vanuit gegaan dat de datum u schikt en dat u die in uw agenda reserveert. (…) Ongeveer een maand voor voormelde datum ontvangt u per aangetekende post een definitieve oproep met vermelding van het tijdstip van de zitting.” Mr. X. heeft een identieke mededeling ontvangen. Tevens is hij in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
2.2 Bij mail van 30 mei 2012 heeft mr. X. aan de griffier zijn verweerschrift gezonden en geschreven: “Enige weken geleden mailde ik u dat ik op 6 juli verhinderd ben, ik heb op die mail nog geen reactie gekregen. Ik gaf een paar alternatieve data op die ik ‘prikte’ op basis van uw zittingen schema.” Vervolgens heeft de griffier bij brief van 5 juni 2012 verzoekers laten weten dat het hof de zaak niet zou behandelen op 6 juli 2012 in verband met verhindering van mr. X..
2.3 Verzoekers stellen in hun wrakingsverzoek dat het verzoek om uitstel door mr. X. te laat is gedaan en dat het onaanvaardbaar is dat hem dit uitstel door de griffier is verleend. Zij rekenen deze gang van zaken toe aan de voorzitter.
2.4 De voorzitter heeft bij email van 2 juli 2012 gereageerd op het wrakingsverzoek en meegedeeld dat hij geen bemoeienis heeft gehad met het honoreren van het verzoek om uitstel en dat hij daarvan eerst na het indienen van het wrakingsverzoek in kennis is gesteld.
2.5 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwichtige aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Een uitstelbeslissing als de onderhavige kan in objectieve zin niet leiden tot enige schijn van partijdigheid of vooringenomenheid van de voorzitter jegens verzoekers. Het verzoek van verzoekers de voorzitter en de griffier als getuige te horen in verband met hun stelling dat de handelwijze van de griffier dient te worden toegerekend aan de voorzitter wordt niet gehonoreerd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- wijst af het wrakingsverzoek van 25 juni 2012 van verzoekers, gericht tegen mr. H.B. den Hartog Jager, plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline.
- zegt verzoekers aan dat de inhoudelijke behandeling van de klachtzaken, zoals gepland, zal plaatsvinden op 20 augustus 2012, 14.00 uur.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, W.A.M. van Schendel en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en uitgesproken op 17 juli 2012.