Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:2

Zaaknummer

6504

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak raad over communicatie met advocaat wederpartij. Vernietiging maatregel (schorsing) nu deze mede ziet op wat na de zitting bij de raad is voorgevallen. Berisping.

Uitspraak

beslissing van 19 november 2012

in de zaak 6504

naar aanleiding van het hoger beroep van:

advocaat te Sittard

verweerder

tegen:

wonende te Neeroeteren (België)

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 11 juni 2012, onder nummer M41-2012, aan partijen toegezonden op 12 juni 2012, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder onderdeel 1 gegrond is verklaard, ten aanzien daarvan de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening in de praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd en de onderdelen 2 en 3 ongegrond zijn verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 10 juli 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van klager aan het hof van 13 augustus 2012.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 september 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, voor zover van belang in hoger beroep, zakelijk weergegeven in:

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt doordat hij: structureel niet reageert op correspondentie van de raadsman van klager en toelaat dat zijn cliënte steeds rechtstreeks correspondentie stuurt naar klagers raadsman;

4 FEITEN

4.1 Het hof zal, net als de raad, van de volgende vaststaande feiten uitgaan:

4.2 Verweerder heeft als opvolgend advocaat de ex-echtgenote van klager bijgestaan in een lang slepende echtscheidingsprocedure. Bij brief d.d. 27 juli 2011 heeft de advocaat van klager aan verweerder kenbaar gemaakt dat klager bereid was om tot een soepele afwikkeling van de verdeling te komen op basis van het vonnis van de rechtbank te G d.d. 20 juli 2011. Deze brief heeft niet geleid tot een schriftelijke reactie van verweerder, wel tot meerdere faxberichten van zijn cliënte aan klagers advocaat. Op 22 augustus 2011 rappelleerde de advocaat van klager verweerder. Op 24 augustus 2011 vond in opdracht van verweerder de betekening plaats van het vonnis, waarna op 31 augustus executoriaal beslag is gelegd op de bankrekeningen van klager. Vervolgens heeft verweerder op 14 september 2011 loonbeslag doen leggen bij klagers werkgever. Op 3 oktober 2011 heeft een door klagers advocaat geëntameerd executie kort geding plaatsgevonden. De ex-echtgenote van klager heeft meerdere malen rechtstreeks brieven gestuurd aan de advocaat van klager.

5 BEOORDELING 

5.1 Het verzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot nadere beschouwingen en gevolgtrekkingen ten aanzien van de gegrondheid van de thans nog in hoger beroep aan de orde zijnde klacht van klager, dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 Met betrekking tot de door de raad opgelegde maatregel heeft de raad in de bestreden beslissing het navolgende overwogen:

6.1 De raad stelt vast dat sprake is van een herhalend patroon van gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten aan het adres van verweerder. Het feitencomplex waarop de onderhavige klachtzaak ziet, heeft zich voorgedaan in een periode waarin verweerder zich al diverse malen tuchtrechtelijk heeft moeten verantwoorden.

6.2 Na afloop van de zitting is verweerder door de voorzitter aangesproken op het herhalend patroon van gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten. Daarop heeft verweerder aangegeven dat de oorzaak hiervan niet bij hemzelf, maar bij de deken moet worden gezocht. Aldus heeft verweerder er blijk van gegeven dat bij hem het inzicht op het tuchtrechtelijke verwijtbare van zijn handelen ontbreekt.

6.3 Op grond van het vorenstaande acht de raad ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.

5.3 Het hof kan zich ten aanzien van de aan verweerder op te leggen maatregel niet vinden in de daaraan door de raad ten grondslag gelegde motivering voor zover die mede ziet op hetgeen na afloop van de zitting is voorgevallen. Met inachtneming van het aan verweerder te maken tuchtrechtelijk verwijt, alsmede het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht het hof het opleggen van de maatregel van berisping passend en geboden.

5.4 Het hof zal de beslissing van de raad dan ook vernietigen ten aanzien van de door de raad opgelegde maatregel en aan verweerder de maatregel van berisping opleggen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch van 11 juni 2012, genomen onder nummer M41-2012 voor zover daarin klachtonderdeel 1 gegrond is verklaard;

- vernietigt voornoemde beslissing voor zover daarin aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk is opgelegd voor de duur van twee weken;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs,  A.D. Kiers-Becking, G.J. Niezink en B.J.Th. Bouma, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2012.