Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2821

Zaaknummer

R. 3779/11.181

Inhoudsindicatie

Klacht betreffende bijstand in een echtscheidingszaak. Klaagster verwijt verweerder onder andere dat hij niet heeft gewezen op de mogelijkheid van een toevoeging, dat hij aanspraak heeft gemaakt op betaling van een declaratie en dat hij in de behandeling van de zaak beslissingen heeft genomen zonder overleg met klaagster dan wel in strijd met haar wensen of belangen. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet is niet ingesteld binnen de termijn van artikel 46h Advocatenwet. Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 augustus 2011, door de raad ontvangen op 17 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 26 augustus 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad alle klachtonderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 29 augustus 2011 aan partijen is verzonden.

1.3 Per e-mail van 19 september 2011, door de raad ontvangen op 19 september 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de

   stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klaagster d.d. 19 september 2011.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan zoals de plaatsvervangend voorzitter die heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.1 Per e-mail van 12 december 2010 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a. klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid van een toevoeging;

b. zijn toezegging, dat de voormalig echtgenoot van klaagster al verweerders kosten zou betalen, niet is nagekomen;

c. zonder overleg met klaagster beslissingen heeft genomen met betrekking tot de behandeling van de zaak;

d. in strijd met de wensen van klaagster zijn medewerking heeft verleend aan een mediationprocedure, terwijl verweerder de rechtbank niet heeft geïnformeerd over het standpunt van klaagster dat zij dat niet wenste, hetgeen de voortgang heeft vertraagd;

e. niets heeft gedaan ter opheffing van een achterstand in de alimentatiebetaling van € 2.000,00, waarvan verweerder het bestaan ten onrechte ontkende;

f. aanspraak maakt op betaling van een achterstallige declaratie van € 10.000,00;

g. door zijn handelen klaagster schade heeft berokkend.

3.3 In het verzet heeft klaagster gesteld dat zij zich niet kan vinden in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

 

4 VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.

5.2 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de afwijkende beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline.

5.3 De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klaagster verzonden op 29 augustus 2011. In die brief is klaagster erop gewezen dat zij, indien zij zich met de beslissing niet kon verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de Raad van Discipline aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. 

Aan het slot van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de uitspraak verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. 

5.4 De griffier van de raad heeft de beslissing bovendien per e-mail van 30 augustus 2011 aan klaagster toegezonden.

5.5 Een nieuw woonadres van klaagster was de griffie van de raad niet bekend tot 22 september 2011, toen klaagster dit telefonisch liet weten.

5.6 Blijkens de stukken is het verzetschrift van klaagster ontvangen op 19 september 2011. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat bij de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen. 

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het verzet.

 

 

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

griffier voorzitter