Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2510

Zaaknummer

12-039A

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing; k.o.

Uitspraak

Beslissing van 1 maart 2012

in de zaak 12-039A    

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 2 februari 2012 met kenmerk 12-039A, door de raad ontvangen op 3 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster heeft verweerster bijgestaan in een medische tuchtzaak bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege. De namens klaagster ingediende klacht is ongegrond verklaard. Klaagster heeft verweerster verzocht hoger beroep in te stellen. Verweerster heeft laten weten daartoe uitsluitend bereid te zijn indien klaagster een medisch adviseur zou inschakelen die de stellingen van klaagster zou kunnen onderbouwen. Omdat klaagster niet over de financiële middelen beschikte om een medisch adviseur in te schakelen, heeft verweerster klaagster op 11 juli 2011 per e-mail een afsluitende brief gestuurd waarin zij bevestigde dat zij het dossier zou sluiten.

 

KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij:

a. geen hoger beroep heeft ingesteld;

b. klaagster per e-mail heeft bericht dat haar dossier is gesloten;

c. geen contact meer met klaagster wenst te hebben.

BEOORDELING

De onderdelen a en b van de klacht lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Bij de beoordeling van die onderdelen staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Het is immers ook de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor kansloze en kostbare procedures. De advocaat moet dit dan wel goed uitleggen aan zijn cliënt. Ook dient de advocaat de beslissing om de zaak niet verder te behandelen zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze normen worden beoordeeld.

Verweerster heeft, gemeten naar deze normen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de zaak op 11 juli 2011 neer te leggen. Zij achtte de kans op een succesvolle procedure zonder een medisch advies uiterst gering en heeft dat meer dan voldoende toegelicht aan klaagster. Onweersproken heeft verweerster immers aangevoerd dat zij op 4 juli 2011 in een bespreking van anderhalf uur het voormelde heeft uitgelegd en klaagster heeft afgeraden om hoger beroep in te stellen. Zij heeft er vervolgens in een e-mail van 4 juli 2011 geen misverstand over laten bestaan dat zij de zaak niet verder zou behandelen en het dossier gesloten zou worden, waarbij zij klaagster bovendien heeft gewezen op de mogelijkheid om een andere advocaat te raadplegen over een mogelijk  hoger beroep. Geenszins is gebleken dat verweerster haar werkzaamheden heeft beëindigd op een moment of een wijze die klaagster schade heeft berokkend. Het staat een advocaat verder vrij om het dossier af te sluiten per e-mail als dat een gebruikelijke wijze van communiceren is.

Klachtonderdelen a en b zijn dan ook kennelijk ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter als volgt. Dat verweerster nadat zij het dossier reeds geruime tijd had gesloten, verkoos om niet langer te reageren op brieven en e-mails van klaagster, is begrijpelijk en bovendien niet tuchtrechtelijk klachtwaardig. Om deze reden is klachtonderdeel c ook kennelijk ongegrond.

De conclusie luidt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdeel kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo griffier op 1 maart 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.