Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3179

Zaaknummer

R. 3971/12.105

Inhoudsindicatie

Klager heeft geen eigen belang als bedoeld in de Advocatenwet. Dit klachtonderdeel is kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

Voorts kan niet worden vastgesteld dat verweerder zijn vrijhoud als advocaat van de wederpartij heeft overschreden, zodat klachtonderdeel b kennelijk ongegrond is.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 29 mei 2012, door de Raad ontvangen op 31 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder behartigt de belangen van voormalige huurders van een aan klager in eigendom toebehorende woning.

1.2 Verweerder heeft voor zijn bijstand een toevoeging aangevraagd en gekregen. Verweerder heeft klager namens zijn cliënten in rechte betrokken.

1.3 Verweerder heeft voorts een verzoek ingediend bij de Huurcommissie. Voor die procedure is geen toevoeging aangevraagd.

1.4 Bij brief van 20 februari 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. misbruik maakt van het systeem van rechtsbijstand in Nederland, nu zijn cliënten niet voor een toevoeging in aanmerking hadden mogen komen;

b. geen poging heeft gedaan om een schikking te bereiken en procedures te voorkomen.

 

3 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake dit klachtonderdeel rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Het door klager gestelde belang dat zijn wederpartij zich zonder toevoeging anders zou hebben opgesteld, is geen eigen belang als hiervoor bedoeld. Dit klachtonderdeel is kennelijk niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Vooropgesteld wordt dat een advocaat een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een processuele wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.3 In het onderhavige geval is noch uit de stukken noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruimte mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij klager heeft aangeschreven teneinde een minnelijke regeling te beproeven. Klager heeft hier niet op gereageerd. Verder is niet gebleken dat klager zelf een voorstel heeft gedaan om tot een regeling te komen, zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

3.4 Gelet op het voorgaande dient klachtonderdeel a kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 21 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.