Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-09-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3947
Zaaknummer
70/11
Inhoudsindicatie
De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat voor de advocaat bij aanvang van de zaakgoede gronden had om aan te nemen dat de cliënt niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam. Dit was in het onderhavige geval gebaseerd op het feit dat klager een bestaande relatie was van kantoor aan wie de rechtshulp steeds op betalende basis in rekening was gebracht. Bovendien beschikte klager over vermogen. Het verzet is ongegrond, zij het onder verbetering van de gronden.
Uitspraak
Beslissing van 7 september 2012
in de zaak 70/11
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 6 september 2011 op de klacht van:
de heer [ ]
gemachtigde: de heer [ ]
klager
tegen:
mr. [ ]
gemachtigde: mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 augustus 2011 met kenmerk 1011/25, door de raad ontvangen op 9 augustus 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 6 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 september 2011 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 13 september 2011 door de raad ontvangen op 14 september 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2012 in aanwezigheid van verweerder en diens gemachtigde mr. D. De gemachtigde van klager heeft op 31 mei 2012 laten weten dat hij, noch klager zelf, ter zitting zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 13 september 2011.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet niet opkomt.
2.2 Bij brief met bijlagen van 3 november 2010 heeft klager zich via zijn gemachtigde bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder klager niet vooraf een inschatting heeft gegeven van de kosten van de werkzaamheden van verweerder. Bovendien heeft verweerder niet met klager overlegd over verkrijging van door de overheid gefinancierde rechtshulp.
3.2 Klager heeft verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter omdat deze in zijn beslissing tot kennelijke niet-ontvankelijkheid geen oog heeft gehad voor de bijzondere omstandigheden van het geval. Dit betreft onder meer het feit dat de indruk was ontstaan dat het kantoor van verweerder de openstaande declaratie lange tijd heeft gelaten voor wat het was. Eerst in april 2011 heeft het kantoor van verweerder een begroting gevraagd van de declaraties ter zake de werkzaamheden van november 2006 tot en met november 2009.
Voorts voert klager aan dat de voorzitter ten onrechte het tweede klachtonderdeel, te weten dat er niet gesproken is over de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtshulp, niet heeft meegenomen in de beslissing.
4 VERWEER
4.1 Verweerder verwijst naar hetgeen hij in de schriftelijke stukken naar voren heeft gebracht. Voorts voert verweerder aan dat hij zich herinnert dat er gesproken is over mogelijk door de overheid gefinancierde rechtsbijstand maar dat duidelijk was dat klager daarvoor niet in aanmerking kwam. Dit is gebaseerd op het feit dat in het verleden klager een relatie was van een kantoorgenoot van verweerder die op betalende basis werkzaamheden verrichtte voor klager, alsmede op het feit dat klager ondernemer was en vermogen had.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat betrekking heeft op het feit dat verweerder bij het intakegesprek niet gesproken heeft over de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, welke onderdeel de voorzitter onbesproken heeft gelaten in zijn beslissing, overweegt de raad dat verweerder ter zitting heeft aangevoerd op welke gronden bij het intakegesprek werd geconcludeerd dat klager niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam. Dit betrof onder meer het feit dat klager ondernemer was en onroerend goed bezat. Klager heeft dit niet weersproken. De raad acht het verweer voldoende aannemelijk. De raad is dan ook van oordeel dat, onder verbetering van de gronden, de beslissing van de voorzitter in stand kan blijven. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden de klacht kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
5.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet, onder verbetering van de gronden, ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. J.V. van Ophem, G.J. van der Veer, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door
mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.