Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4461

Zaaknummer

6146

Inhoudsindicatie

Klacht over onnodig grievende uitlating deels niet-ontvankelijk (geen belang), deels ongegrond.

Uitspraak

Beslissing                                    

van 14 mei 2012

in de zaak 6146

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 6 juni 2011, onder nummer R.2873.07.88, aan partijen toegezonden op 10 juni 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen a en c ongegrond zijn verklaard en klager niet-ontvankelijk is verklaard in klachtonderdeel b.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 juli 2011 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 maart 2012, waar klager is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt in:

a.    dat het een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt om aan het Hof van Discipline over klagers stellingname onjuiste en opgepast kwalificerende opmerkingen te schrijven als verweerder heeft gedaan. Klager acht dat onnodig gegeven de inhoudelijke discussie die zich heeft afgespeeld bij het Hof van Discipline en acht het grievend jegens hem. Bovendien is het geschrevene feitelijk ongegrond, gelet op het oordeel van het Hof van Discipline;

b.    dat het een behoorlijk advocaat niet betaamt om het Hof van Discipline op schrift af te schilderen als een operette-rechtsorgaan;

c.    dat verweerder zich in zijn brief van 10 februari 2006 aan de Deken onjuist en/of onnodig grievend over klager heeft uitgelaten meet de volgende passage:

    “… S. (RVD) heeft echter, wat hem persoonlijk betreft, niets anders weten te vinden dan manifeste beuzelarijen…”.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Voor zover de klacht moet worden gelezen zoals klager stelt, leidt dit niet tot een ander oordeel. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage van 6 juni 2011, gewezen onder nummer R. 2873/07.88.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. W.H.B. den Hartog Jager, A.D.R.M. Boumans, G.J.S. Bouwens en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2012.