Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3096

Zaaknummer

12-215H

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerster mocht het standpunt van haar cliënte uitdragen. Vrijheid van handelen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 16 augustus 2012

in de zaak 12-215H

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Rijsenhout    

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 16 juli 2012 met kenmerk td/md/600, door de raad ontvangen op 19 juli 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster is in haar hoedanigheid van forensisch mediator/onderzoeker door de rechtbank benoemd in een omgangskwestie. Verweerster heeft namens haar cliënte (de moeder) een klacht bij het NIP tegen klaagster ingediend over de wijze waarop klaagster haar werkzaamheden als forensisch mediator heeft verricht. Verweerster heeft ter onderbouwing van het standpunt van haar cliënte een anonieme e-mail van 29 juli 2011 aan de Stichting Kinderontvoering overgelegd. Verweerster heeft in het kader van bedoelde klachtprocedure op 2 februari 2012 ten aanzien van klaagster het volgende gesteld:

“de beklaagde staat, ondanks haar kennis, bekend als partijdig en ongenuanceerd vooral als het gaat om klachten in zaken seksueel grensoverschrijdend gedrag door de man (…)”.

 

KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij lichtvaardig ernstige en onnodig grievende beschuldigen heeft geuit over de wijze waarop klaagster haar werkzaamheden als forensisch mediator heeft verricht.

Klaagster verwijt verweerster één en ander des te meer nu het gerechtshof bij arrest van 3 september 2011 heeft overwogen dat er geen enkel objectief aanknopingspunt aanwezig is voor de stelling van de moeder dat de vader de kinderen zou misbruiken. De bij de zaak betrokken instanties hebben het naar aanleiding van bedoelde beschuldigingen aan het adres van de vader niet noodzakelijk geacht om een onderzoek in te stellen.

VERWEER

Verweerster stelt zich op het standpunt dat de gewraakte passage, de mening en de gevoelens van haar cliënte (de moeder) weergeeft over de wijze waarop klaagster als forensisch mediator heeft gefunctioneerd. Verweerster heeft het NIP naar aanleiding van de onderhavige klacht bericht dat haar cliënte (en niet verweerster) het hierboven geciteerde standpunt inneemt. Om te kunnen aantonen dat andere ouders de klachten over klaagster delen, heeft verweerster een e-mail van één van deze ouders aan de Stichting Kinderontvoering overgelegd, doch niet dan nadat zij de herkomst ervan bij de voorzitter van deze stichting had gecheckt.

BEOORDELING

 Bij de beoordeling van de klacht stelt de voorzitter voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. De voorzitter zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

 In feite verwijt klaagster verweerster dat zij namens haar cliënte het hiervoor genoemde standpunt uitdraagt. Verweerster heeft immers in reactie op de klacht laten weten dat haar cliënte het geciteerde standpunt inneemt. Dit standpunt, wat daar ook van zij, is ingenomen in het kader van een klachtprocedure tegen klaagster. Het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen. Voor zover met de klacht beoogd wordt te klagen over schending van gedragsregel 30, geldt dat deze regel ziet op onjuiste feitelijke mededelingen van een advocaat. In de onderhavige kwestie is daarvan niet gebleken. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster de grens van de vrijheid die haar als advocaat in beginsel bij de behartiging van de belangen van een cliënt toekomt, gemeten aan bovenstaande maatstaf, heeft overschreden. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, met bijstand van mr. A. Lof als griffier op 16 augustus 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 augustus 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.