Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2871

Zaaknummer

11-315A

Inhoudsindicatie

 Verzetzaak. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat klager te lang heeft gewacht alvorens een klacht in te dienen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 11-315A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 december 2011 op de klacht van:

De heer

Gemachtigde:

Mevrouw mr.

klager

tegen:

De heer mr.

advocaat te Amstelveen

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 november 2011 met kenmerk 0910-232 K, door de raad ontvangen op 17 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 12 december 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 december 2011 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 21 december 2011 door de raad ontvangen op 27 december 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 21 december 2011;

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is in de jaren 80-91 bijgestaan door verweerder in verband met klachten tegen artsen die volgens klager een fout hebben begaan bij zijn medische behandeling. Klager heeft in 1983 een onderbeenamputatie ondergaan in het VU ziekenhuis. Volgens klager had zijn verzoek om zijn onderbeen te amputeren door de behandelend artsen dienen te worden afgewezen.

2.2 Uit de door (de voormalig) gemachtigde van klager, mr. W., bij het Medisch Tuchtcollege opgevraagde stukken blijkt dat verweerder op 28 juni en 6 september 1989 namens klager drie klachten heeft ingediend tegen drie artsen van het VUMC. De klachten zijn op 2 januari 1990 als kennelijk ongegrond afgewezen. Bij beslissingen van 4 mei 1991 zijn de ingestelde beroepen afgewezen. Daarnaast herinnert verweerder zich dat in 1986 een klacht is ingediend tegen een arts van het Lucas Andreas Ziekenhuis, welke klacht is afgewezen.

2.3 Bij brief van 26 maart 2002 heeft het VUMC gereageerd op e-mails van klager waarin hij onder andere ingaat op de behandeling die hij in 1983 heeft ondergaan in het VU Ziekenhuis en de tuchtzaak die hij tegen een arts van het VU Ziekenhuis in 1989 heeft aangespannen. In die brief aan klager laat het VUMC weten niet onzorgvuldig jegens hem te hebben gehandeld.

2.4 Verweerder heeft geen beschikking meer over de dossiers. Hij heeft de zaken destijds overgedragen aan een opvolgend advocaat.

2.5 Bij brief met bijlagen van 30 maart 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door de belangen van klager niet goed te hebben behartigd bij de aansprakelijkstelling van een aantal artsen van het VUMC en zonder toestemming van klager diverse (tucht)procedures tegen artsen van het VUMC te hebben gevoerd.

3.2 In zijn verzetschrift licht klager toe waarom hij tot 2009 heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Klager heeft gesteld dat uit de brief van het VUMC van 26 maart 2002 weliswaar kon worden afgeleid dat klager e-mails aan het VUMC heeft gestuurd maar dat deze e-mails betrekking hadden op zijn medische behandelingen en niet op tuchtzaken. Klager heeft dan ook nogmaals gesteld dat hij pas in 2011 door middel van toezending van de stukken van het Medisch Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege voor het eerst kennis heeft genomen van het feit dat verweerder zonder medeweten en zonder toestemming van klager zes procedures heeft gevoerd. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt klager ruim voor 2000 te hebben bijgestaan en daarover geen gegevens meer voorhanden te hebben. Uit de correspondentie met de VU leidt hij af dat hij klager in de periode van 1983 tot 1990 moet hebben bijgestaan. Hij heeft het dossier begin 1990 volledig overgedragen aan een opvolgend advocaat. Verweerder kan zich niet voorstellen dat hij procedures zou hebben gevoerd namens en zonder toestemming van klager.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De klacht is terecht kennelijk niet ontvankelijk geoordeeld, nu er tussen de verweten gedragingen en het moment van klagen daarover teveel tijd - ruim zeven jaar – is verstreken. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op de juiste gronden niet ontvankelijk bevonden.

5.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

  BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. R. Lonterman, M.W. Schüller,  M.J. Westhoff, M.A. le Belle, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.