Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3222
Zaaknummer
6246
Inhoudsindicatie
Geen beroep mogelijk tegen beslissing van de raad waarin het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard. Niet-ontvankelijk. Klacht over handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken.
Uitspraak
Beslissing van 17 februari 2012
in de zaak 6246
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 6 september 2010, onder nummer B233 2009, aan partijen toegezonden op 7 september 2010, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 september 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 december 2011, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3 BEOORDELING
3.1 Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.
3.2 Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad. Klager is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 6 september 2010, gegeven onder nummer B 233-2009.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, C.M. Pannekoek-Dubois en G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2012.