Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2515
Zaaknummer
11-104
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat van wederpartij, ex partner van klager. Advocaat wordt verweten dat zij haar cliënte , die volgens klager zou leiden aan een persoonlijkheidsstoornis, klakkeloos is gevolgd en is blijven volgen en daarmee tekort geschoten is in haar zorgplicht jegens klager. Klacht kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat advocaat de zaak onnodig en onredelijk belastend en gecompliceerd heeft gemaakt of anderszins tekort heeft gedaan aan belangen wederpartij.
Inhoudsindicatie
Geen rechtvaardiging voor overschrijding verzettermijn.
Uitspraak
11-104
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
inzake:
klager,
tegen:
verweerster.
1. Bij brief d.d. 14 oktober 2011, door de raad ontvangen op 18 oktober 2011, heeft klager gereageerd op de beslissing van de voorzitter van de raad van 3 oktober 2011, waarbij klagers klachten tegen verweerster als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. In die brief heeft hij de raad een aantal vragen voorgelegd.
2. Bij brief d.d. 31 oktober 2011 heeft de griffier van de raad aan klager de vraag voorgelegd of deze bedoeld heeft met voormelde brief verzet in ter stellen en hem voor dat geval verzocht te berichten of er zwaarwegende redenen zijn die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen. Bij brief d.d. 3 november 2011 heeft klager geantwoord dat hij zijn brief van 14 oktober 2011 op 15 oktober 2011 heeft gepost zodat hij mocht verwachten dat de brief op 17 oktober 2011 aan het adres van de raad zou zijn afgeleverd. Voorts heeft hij meegedeeld dat hij graag verzet zou willen instellen, en geeft daarvoor vervolgens een aantal redenen.
3. De raad heeft thans te beslissen of de brief van 14 oktober 2011 als verzetschrift aangemerkt kan dan wel dient te worden, alsmede of de overschrijding van de termijn van veertien dagen voor het instellen van verzet verschoonbaar is.
4. De brief van 14 oktober 2011 is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2012, waar zowel klager als verweerster, deze laatste bijgestaan door haar kantoorgenote mr. [X], is verschenen. De raad heeft bij de behandeling zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. E. Bige, H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf en C.J. Lunenberg-Demenint, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
5. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 1 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.
6. In het midden kan blijven of de brief van klager van 14 oktober 2011 als verzet aangemerkt dient te worden en of niet pas de brief van klager van 3 november 2011 als zodanig dient te worden aangemerkt. Ook de brief van 14 oktober 2011 is immers te laat door de raad ontvangen om als verzetschrift inhoudelijk te kunnen worden behandeld. De brief is pas op 18 oktober 2011 door de raad ontvangen, terwijl de verzettermijn op 17 oktober 2011 afliep. De door klager aangevoerde omstandigheden waardoor de brief te laat bij de raad zou zijn binnengekomen komen voor zijn risico.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
klager is niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2012.
griffier voorzitter
Gelet op het bepaalde in artikel 46 h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open.