Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3678
Zaaknummer
12-220
Inhoudsindicatie
advocaat beroept zich op door klager ondertekende machtiging tot verrekening gelden die de advocaat ten behoeve van klager op zijn derdengeldrekening heeft ontvangen. Klager betwist de machtiging ondertekend te hebben. Voorzitter verklaart klacht kennelijk ongegrond. Het debat in de klachtzaak spitst zich enkel toe op de echtheid van de handtekening. Dit debat hoort thuis bij de civiele rechter en niet bij de tuchtrechter.
Uitspraak
Beslissing van 10 december 2012
in de zaak 12-220
naar aanleiding van de klacht van:
[klager]
voor wie als gemachtigde optreedt:
Mr. M.J.M. Peeters
Postbus 17630
1001 JM Amsterdam
klager
tegen:
[verweerder]
advocaat te [plaats]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 14 november 2012 met kenmerk RvT 1112-9305, door de raad ontvangen op 16 november 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 10.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak waarin een aantal niet door enige toevoegingsvergoeding gedekte bemoeienissen van verweerder zijn voorgevallen.
1.2 Onder klager was in die strafzaak door justitie een bedrag van € 1.460,00 in beslag genomen. Dat geld is op enig moment door justitie vrijgegeven en door justitie overgemaakt op de derdengeld rekening van verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
Verweerder het bedrag van € 1.460,00 niet aan klager heeft doorbetaald en dat ook niet alsnog wenst te doen.
3. VERWEER
3.1 Verweerder stelt dat hij met klager heeft afgesproken dat het bedrag van
€ 1.460,00 door hem verrekend zou mogen worden met hetgeen hem voor de eerder genoemde niet door de toevoeging gedekte bemoeienissen toekwam. Dat is ook schriftelijk vastgelegd in een door klager ondertekend stuk.
3.2 De tekst van dat stuk luidt voor zover hier van belang:
“Machtiging tot verrekening in beslag genomen geld € 1.460,-
Hierbij machtigt ondergetekende, [naam klager], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], justitie het in beslag genomen geldbedrag ad € 1.460,00…………te storten op de derdenrekening van zijn raadsman in deze strafzaak (23/002919-09) mr. [verweerder]. Voorts machtigt ondergetekende zijn raadsman mr.[verweerder] om het bedrag ad € 1.460,- volledig te verrekenen met de door deze raadsman in opdracht en voor rekening van [klager] gemaakte kosten (o.a. contact met moeder van [klager] in [land], contact met [naam vriend van klager], bezoek aan [klager] zonder juridische noodzaak) voor werkzaamheden die niet onder het bereik van de toevoeging vallen…..”
3.3 Verweerder stelt dat [naam vriend van klager] bij de ondertekening van de machtiging door klager aanwezig was. Verweerder heeft in het kader van deze klachtzaak contact gezocht met de heer [naam vriend van klager] en hem verzocht om als getuige te verklaren dat de afspraak tot verrekening was gemaakt. Verweerder stelt dat de heer [naam vriend van klager] geen getuigenis durft af te leggen uit angst voor represailles van de kant van klager.
4. BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 Het debat in deze klachtzaak heeft zich toegespitst op de vraag of de machtiging waarop verweerder zich beroept wel of niet echt is. Klager stelt zich op het standpunt dat hij de machtiging niet heeft ondertekend. Klager heeft echter niet gesteld dat er geen sprake is geweest van niet door de toevoeging gedekte inspanningen van verweerder. Evenmin heeft klager zich beklaagd over het feit dat verweerder hem geen inzicht heeft gegeven in de omvang van die werkzaamheden en in hetgeen klager hem daarvoor verschuldigd is geworden.
4.3 Er is geen reden om enkel op grond van de stelling dat de machtiging niet de handtekening van klager zou dragen te concluderen dat verweerder niet gerechtigd is geweest om het bedrag te verrekenen. Evenmin betekent de betwisting van de echtheid van de handtekening door klager dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt of handelde door zich op die machtiging te beroepen en te blijven beroepen. De machtiging zelf dekt in haar bewoordingen datgene wat er is gebeurd. Het debat over de echtheid van de machtiging hoort thuis bij de burgerlijke rechter en niet bij de tuchtrechter. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 10 december 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2012 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten