Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3602

Zaaknummer

6373

Inhoudsindicatie

Verzoek tot aanwijzing door deken terecht afgewezen omdat aanwijzing van een advocaat werd gevraagd voor een procedure waarin bijstand van een advocaat niet vereist is.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 16 juli 2012

in de zaak 6373

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

bij de Hoge Raad der Nederlanden

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 27 februari 2012 heeft de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 28 februari 2012 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 1 maart 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de brief van klager aan het hof van 9 maart 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 15 maart 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 18 maart 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 18 maart 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 19 april 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 27 april 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 10 mei 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 15 mei 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 18 mei 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 30 juni 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 juli 2012, waar klager en mevrouw mr. X. namens de deken zijn verschenen.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

Klager heeft de deken in het Arrondissement Groningen verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een door hem te voeren procedure bij het Centraal medisch Tuchtcollege. De deken in Groningen heeft het verzoek van klager op 20 februari 2012 doorgeleid aan de deken in Den Haag, die het verzoek van klager op 27 februari 2012 heeft afgewezen.

De deken heeft daarbij onder meer aan klager meegedeeld:

De procedure bij het Centraal medisch Tuchtcollege betreft niet een procedure waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Die procedure kunt u ook zonder advocaat of andere rechtshulpverlener voeren of u kunt zich door iemand anders dan een advocaat laten bijstaan. Dit betekent dat artikel 13 Advocatenwet niet op een procedure bij het Centraal medisch Tuchtcollege van toepassing is of anders gezegd, dat u voor het voeren van een procedure bij het Centraal medisch Tuchtcollege geen rechten aan artikel 13 Advocatenwet kunt ontlenen.

Klager kan zich met deze beslissing niet verenigen. Het is hem niet gelukt om zelf een advocaat te vinden die bereid is inhoudelijk naar de zaak te kijken en acht dat onverteerbaar.

4    BEOORDELING

Artikel 13 van de Advocatenwet geeft de deken uitsluitend de mogelijkheid om een advocaat aan te wijzen in zaken, waarin de vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is en de rechtzoekende dus niet zelf, zonder de bijstand van een advocaat, kan procederen. Klager voert een procedure bij het Centraal medisch Tuchtcollege. Bij deze procedure is het niet vereist dat klager wordt bijgestaan door een advocaat. Klager kan deze procedure zelf voeren en doet dat ook. Dat betekent dat de deken op goede gronden het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen, omdat niet voldaan is aan de eisen van artikel 13 Advocatenwet.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 27 februari 2012 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, A.D.R.M. Boumans, H.J. de Groot en W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012.

De beslissing is verzonden op 18 juli 2012.