Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2789

Zaaknummer

R. 3667/11.69

Inhoudsindicatie

Klacht van de wederpartij dat de advocaat in processtukken ten onrechte heeft aangegeven dat hij mede optreedt namens een aantal lastgevers en dat daardoor verweerder, de advocatuur en de rechterlijke macht schade lijden.

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft, na de betwisting door klager, de lastgeving met stukken aangetoond. Hij heeft aldus aan zijn zorgvuldigheidsplicht voldaan. Voor het horen van getuigen, zoals door klager in het verzet verzocht, is geen grond.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond; verzet ongegrond.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 29 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 25 maart 2011.

1.2 Bij beslissing van 21 april 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 21 april 2011.

1.3 Bij brief, gedateerd 3 mei 2011, bij de Raad ontvangen op 5 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen voormelde beslissing.

1.4 Bij brief van 23 december 2011 heeft verweerder stukken in het geding gebracht.

1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 9 januari 2012, alwaar verweerder is verschenen. Klager heeft bericht van afwezigheid gegeven. Verweerder heeft een pleitnota overgelegd.

 

2. FEITEN

2.1 Tegen de vaststelling van de feiten in de bestreden beslissing is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

 

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij in processtukken heeft aangegeven dat hij mede zou optreden namens een aantal lastgevers. Klager trekt dit in twijfel. Naar de mening van klager is er sprake van bewuste misleiding van de rechterlijke macht door verweerder, waardoor klager schade lijdt.

3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Hij heeft zijn klacht aangevuld aldus dat ook de advocatuur en de rechterlijke macht door het gedrag van verweerder schade lijden.

Volgens klager had verweerder zich dienen te onthouden van het verstrekken van gegevens die onjuist waren. Klager vraagt om een getuigenverhoor en om veroordeling of berisping van verweerder.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit heeft weergegeven onder de nummers 4.1, 4.3 en 4.4 van de bestreden beslissing.

4.2  Voor aanvulling van een klacht is in verzet geen ruimte. Uitgangspunt is steeds de klacht zoals die bij de deken is ingediend.

4.3 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andersluidende conclusies of een andersluidende beoordeling dan die van de plaatsvervangend voorzitter.

De kern van de klacht is het verwijt dat verweerder de rechterlijke macht bewust heeft misleid. Daarvan is niet gebleken. Na de betwisting door klager van de door verweerder gestelde lastgeving heeft verweerder deze met stukken aangetoond. Ten aanzien van de betrokken stichting, die ook als lastgever was vermeld en die failliet is gegaan, heeft verweerder de bereidheid van de curator tot het verlenen van een volmacht aangetoond.

Verweerder heeft aldus aan zijn zorgvuldigheidsplicht voldaan. Voor het horen van getuigen, zoals door klager in het verzet is gevraagd, acht de Raad geen grond aanwezig.

4.4 Gezien het voorgaande verenigt de Raad zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter en maakt diens oordeel tot het zijne. Het verzet is daardoor ongegrond.

 

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. P. Kamminga, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2012.

 

griffier voorzitter