Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3907

Zaaknummer

R. 3929/12.63

Inhoudsindicatie

Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad wordt ongegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

Niet is komen vast te staan dat verweerder gehandeld heeft in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster als advocaat had behoren te betrachten.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 29 februari 2012 met kenmerk K255 2010/2011 ew/kme, door de raad ontvangen op 29 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 20 maart 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 20 maart 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 26 maart 2012 door de raad ontvangen op 27 maart 2012 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 augustus 2012 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klaagster d.d. 26 maart 2012.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft in november 2001 de behandeling van klaagsters echtscheidingsprocedure overgenomen en in oktober 2003 overgedragen aan een opvolgend advocaat.

2.2    Verweerder heeft zich op 6 mei 2011 laten schrappen van het tableau.

2.3    Bij brief van 5 oktober 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij

a.    heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij jegens klaagster als advocaat had behoren te betrachten, ten gevolge waarvan klaagster schade heeft geleden;

b.    bij de behartiging van klaagsters belangen diverse beroepsfouten heeft gemaakt; zo heeft hij geen overleg gehad over de (kinder)alimentatie en is de boedelverdeling niet goed vastgelegd;

c.    op de hoogte was van het feit dat klaagsters voormalig echtgenoot zonder klaagsters medeweten een lening heeft afgesloten van € 100.000,-- en vervolgens zijn medewerking heeft verleend aan het vestigen van een hypotheek op een aan klaagster in eigendom toebehorend pand te ’s-Gravenhage.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster ontvankelijk verklaard dient te worden in haar klacht ondanks het tijdsverloop.

 

4    BEOORDELING

4.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klaagster in het verzet heeft  aangevoerd is slechts een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.

4.2    Het verzet is ongegrond. 

  

5.    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2012.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.